Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Alleenstaand

betekenis & definitie

bn.,

1. zonder andere voorwerpen derzelfde soort in de nabijheid : een alleenstaande woning;

(plantk.) alleenstaande bloem, alléén aan een stengel;

2. (fig.) waar niets gelijksoortigs naast staat: een alleenstaand geval, feit, op zichzelf staande en daarom niet als regel geldende; — 3. niet met andere personen samenwerkend of overeenkomend, geen deel van een groep uitmakend: een alleenstaande figuur. [Vgl. alleen staande, slechts staande.].