v., g. mv., schade, nadeel: iem. afbreuk doen in zijn nering, in zijn eer, hem die gedeeltelijk doen verliezen; — de vijand afbreuk doen, schade berokkenen ; dat doet geen afbreuk aan zijn verdiensten, vermindert die niet; — (w. g.) afbreuk lijden, schade lijden.
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk