Wat is de betekenis van afbreuk?

2024-04-27
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

afbreuk

afbreuk - Zelfstandignaamwoord 1. het minder goed, mooi of waardevol maken De woede uitbarsting van het boze kind deed afbreuk aan het mooie verjaardagsfeest. Het was zo een enorm leuke vakantie dat het slechte weer helemaal geen afbreuk deed aan het plez...

2024-04-27
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

afbreuk

afbreuk - zelfstandig naamwoord uitspraak: af-breuk 1. het minder goed of minder mooi worden ♢ die schoenen doen afbreuk aan zijn kostuum Zelfstandig naamwoord: af-breuk de afbreuk

2024-04-27
Zuid-afrikaans woordenboek

H.J. Terblanche - M.A., D. Litt

afbreuk

skade, nadeel; krenking; afbreuk doen aan, benadeel.

2024-04-27
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Afbreuk

s., ôfbrek, -breuk.

2024-04-27
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Afbreuk

v., g. mv., schade, nadeel: iem. afbreuk doen in zijn nering, in zijn eer, hem die gedeeltelijk doen verliezen; — de vijand afbreuk doen, schade berokkenen ; dat doet geen afbreuk aan zijn verdiensten, vermindert die niet; — (w. g.) afbreuk lijden, schade lijden.

2024-04-27
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

afbreuk

v. schade: afbreuk doen aan; den vijand afbreuk doen, nadeel.

2024-04-27
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

afbreuk

('av) v. [Mned. afbreken, met list ontnemen] tekortkoming na krenking van een recht : iemand doen in zijn eer; dat doet geen aan zijn verdiensten, vermindert ze niet. Syn. hinder, nadeel, schade, verlies. Tgst. ➝ baat.

2024-04-27
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Afbreuk

af'breuk, v./m. (geen mv.), schade, nadeel: iemand afbreuk doen in zijn eer, hem die gedeeltelijk doen verliezen; de vijand afbreuk doen, schade berokkenen; dat doet geen afbreuk aan zijn verdiensten, vermindert die niet.

Wil je toegang tot alle 12 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2024-04-27
Etymologisch Woordenboek

Amsterdam University Press (2024)