Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Aanstellen

betekenis & definitie

(stelde aan, heeft aangesteld),

I. (jagerst.) ergens stellen, posteren;
2. in een zekere functie plaatsen, benoemen, in dienst stellen : iem. aanstellen om toezicht te houden ; de koopman stelde een andere boekhouder aan;iem. als, tot burgemeester aanstellen, (bij tot treedt de betrekking meer op de voorgrond)
3.(veroud.) aanleggen, inrichten;
4. (wederk.) zich voordoen, alleen in ongunst, zin en vooral abs., komediespelen, zijn gevoel door opvallende uiterlijkheden op gemaakte en sterk overdreven wijze uiten : stel je toch niet zo aan ; — zich kinderachtig, belachelijk, gek aanstellen, zich zo gedragen, voordoen; — als germanisme af te keuren in zich aanstellen voor: te keer gaan.