Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Aanrijden

betekenis & definitie

(reed aan, heeft en is aangereden),

I. onoverg.,
1. rijdend naderen;
2. bij iem. aanrijden, in het voorbijrijden bij hem aangaan ;

3. op iem. aanrijden, rijden in zijn richting, naar hem toe ;

4. sneller rijden;
5.beginnen te rijden;

II. overg.,

1. met zijn rijtuig tegen iets of iemand stoten : wij zijn aangereden; de oude man werd door een auto aangereden en gedood; — (fig.) slecht van een zaak afkomen: hij is lelijk aangereden; — 2. (w. g. fig.) iem. lastig vallen, dringend verzoeken om, aanklampen: hij heeft mij wel tienmaal aangereden om iets te kopen ;

3.personen, bouwstoffen, goederen enz. aanrijden, ze naar een bepaalde plaats rijden; zich ergens laten aanrijden, heenrijden;

4. paarden aanrijden, beginnen ze af te richten, gewoonlijk toerijden gezegd.