Gepubliceerd op 21-06-2017

Zeil

betekenis & definitie

1. in de uitdr. meteen nat zeil thuiskomen: dronken zijn. Oorspr. een zeemansuitdr. Om het laveren gemakkelijker te maken, werden de zeilen vroeger bij stevige wind begoten. De connotatie met ‘zich bedrinken’ bestond al in de 17de eeuw. Op het mondstuk van een grote drinkhoorn van het schippersgilde te Nijmegen (1646) stond te lezen: ‘Met natte seylen ist goet laveere / Die my veel drinckt salt oock wel leere.’

2. als het - scheurt, dan heeft het een gat, schertsend gezegd wanneer iemand zich, nog voor er iets gebeurd is, nodeloos ongerust maakt. De uitdr. komt al voor in de 19de eeuw (o.a. Harrebomée). Vgl. ook als mijn tante een snor/ klootjes/een pikkie had, dan was ze mijn oom.