Wenzel - Zoon van keizer Karel IV, werd nog bij ’t leven van zijn vader tot Roomsch koning gekozen (1376) en kreeg Bohemen, Silezië, en een deel van de Lausitz en de overige bezittingen van ’t Lux. huis in Beieren en Frankenland. Bij den dood van zijn vader (1378) aanvaardde hij de regeering in het Duitsche Rijk. Al dadelijk had hij moeilijkheden. In ’t rijk waren in de laatste jaren van de regeering van Karel IV bonden van steden en ridders ontstaan, waardoor ’t gezag der vorsten in gevaar kwam.
Tevergeefs beproefde W. de partijen met elkaar te verzoenen ; hij kon echter niet verhinderen, dat in 1388 de strijd tusschen stedenbonden en vorsten uitbrak, waarbij de vorsten de overwinning behaalden. Voor W., die in 1383 ook hertog van Luxemberg was geworden, beteekende dit echter de noodzakelijkheid om naar den wil der vorsten te luisteren. Door zijn optreden geraakte W. in Bohemen in strijd met zijn onderdanen, die hem zelfs in 1394 gevangen zetten en eerst na vertogen van de Duitsche vorsten vrijlieten. Toen het evenwel bleek, dat ’t aanzien van het Rijk achteruitging, besloten de vorsten hem af te zetten, hetgeen in 1400 geschiedde, ’t Was W. onmogelijk, zich tegen de besluiten van de keurvorsten te verzetten. Niet alleen geldgebrek, maar ook woelingen in Bohemen verhinderden hem op te treden.
Gevaarlijker werd voor hem de toestand, toen hij in strijd geraakte met Sigmund van Hongarije, die er op uit was Bohemen te vermeesteren. Ten einde hulp te krijgen van Meissen, moest W. hieraan Tirna afstaan, ’t Gelukte W. zich staande te houden. Nieuwe moeilijkheden ontstonden er, toen in Bohemen de Hussietische beweging begon. Bezig maatregelen te treffen tot een krachtig optreden, stierf W. in Aug. 1419.
Litt.: Lindner, Gesch. des Deutschen Reiches unter König Wenzel (2 Bde 1875—80).