Siliciumdioxyde - kiezelzuuranhydride, formule Si02, de eenige met zekerheid bekende zuurstofverbinding van het silicium, komt in de natuur zeer verspreid en in groote hoeveelheden voor, watervrij als kwarts, chalcedoon en tridymiet, waterhoudend als opaal. Ook in opgelosten toestand komt het in natuurlijke wateren, vooral in heete bronnen, voor. Zoo bevatten de geisers op IJsland ruim 0.5 Gr. per 1000 deelen, vermoedelijk in kolloïdalen vorm. Kunstmatig kan men s. verkrijgen door verbranding van silicium in zuurstof of door verhitten der waterhoudende vormen.
De verkregen producten kunnen amorf of gekristalliseerd zijn al naar de bereikte temperatuur en de al of niet aanwezigheid van stoffen als wolframzure, fosforzure, molybdeenzure zouten, chloriden, fluoriden, enz., die als z.g. mineralisatoren kristallisatie bevorderen. Vooral bij afscheiding langs den natten weg wordt s. in waterhoudenden vorm verkregen, b.v. bij inwerking van water op de halogeenverbindingen of van zuren op de oplosbare silicaten. Deze waterhoudende vormen zijn kolloïdaal en gemakkelijk in karakteristieken gel- en solvorm te verkrijgen. De oplossing vertoont geen zure reactie, doch geeft wel met basen zouten. Overigens behoort het s. tot de chemisch weinig aantastbare stoffen. Bij gewone temperatuur werken alleen fluor en fluorwaterstof erop in. Bij hoogere temperatuur het gemakkelijkst de alkaliën en carbonaten en verder vooral sterk reduceerende stoffen, zooals b.v. magnesium.
Bij de inwerking van basen of carbonaten ontstaan silicaten, terwijl bij reductie silicium wordt gevormd, dat zich vaak verder met de toegevoegde stoffen verbindt. Het s. vindt behalve om de bijzondere eigenschappen van zijn gekristalliseerden vorm, het kwarts, ook toepassing in amorfen, gesmolten vorm onder den naam gesmolten kwarts en een aantal fictienamen. Aan geringe aantastbaarheid door chemikaliën, vooral voor water en zuren, paart deze stof een groot doorlatingsvermogen voor ultraviolette stralen en een zeer kleine uitzettingscoëfficient voor warmte, welke slechts 1/17 bedraagt van die van platina. Het weerstaat daardoor plotselinge, sterke temperatuurwisselingen. Ook is het smeltpunt vrij hoog; bij 1500° wordt het een weinig plastisch, doch smelt eerst goed boven 1700° a 1750°. Men maakt er ook zeer dunne draden van voor het ophangen van naalden in physische instrumenten als galvanometers, wegens hun gelijkmatige torsie.