Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Silicium

betekenis & definitie

Silicium - scheikundig element, symbool Si, atoomgewicht 28.3, is een van de belangrijkste bestanddeelen van de aardkorst, waarvan het tot op een diepte van 18 K.M. volgens een schatting van Crookes ongeveer 25 % uitmaakt. Het komt nimmer in vrijen toestand voor, maar uitsluitend gebonden met zuurstof als Si02 zooals bergkristal, kwarts, zand, opaal of van Si02 afgeleide zouten, de kiezelzure zouten of silicaten, welke in tallooze variëteiten voorkomen. Het vrije element is in 1822 het eerst door Berzelius bereid in amorfen toestand door verhitting van het chloride met kalium. Men kan het ook gekristalliseerd verkrijgen, vooral door reductie met aluminium, waarin het bij hooge temperatuur oplost en waaruit het bij bekoeling kristalliseert.

Het vormt dan een donkere, op ijzer gelijkende metaalmassa of ondoorzichtige octaëders van groote hardheid. S. g. ongeveer 24. Chemisch is het amorfe s. meer actief doch overigens gedragen beide vormen zich gelijk. Zij verbinden zich met zuurstof, waterstof, stikstof, chloor, bij hoogere temperatuur, worden door kokend alkali opgelost. Zwavelzuur, zoutzuur en salpeterzuur lossen het niet op, wel fluorwaterstofzuur.

De meeste metalen verbinden zich ermee. Het is vierwaardig en vertoont een aantal analogieën met koolstof. Het vrije element vindt voornamelijk toepassing wegens zijn groote neiging tot zuurstof in plaats van aluminium om metaaloxyden te reduceeren en wel voornamelijk gemengd met calcium, daar zich bij de reactie dan een gemakkelijk smeltbaar calciumsilicaat vormt. Verder worden alliages met metalen gebruikt o. a. met ijzer, welk alliage door groote zuurbestendigheid uitmunt. Van de verbindingen zijn de verschillende vormen van het oxyd, een aantal silicaten, waaronder het oplosbare waterglas en het kiezelfluorwaterstofzuur en zijn zouten, de z.g. fluaten en het silicumcarbide, z.g. carborundum, technisch van belang.