Chalcedoon - mineraal, Si02, in mikrokristallijne aggregaten, dikwijls vezelig met druiventrosvormige oppervlakte, de vezels loodrecht op de oppervlakte; kristalstelsel niet zeker; naar de optische eigenschappen heeft men luteciet*, lussatiet*, kwartsien*, chalcedoniet* en pseudochalcedoniet* onderscheiden; het is echter zeer wel mogelijk, dat enkele dezer, wellicht alle, hetzelfde zullen blijken te zijn; zelfs heeft men wel verondersteld, dat de grofkristallijne kwarts* uit soortgelijke vezels zou zijn opgebouwd, te klein om met het mikroskoop te worden onderscheiden; deze onderstelling is voorloopig nog onvoldoende geschraagd en minder waarschijnlijk geworden sinds gebleken is dat C. bij verhitting niet dezelfde veranderingen ondergaat als kwarts. Ch. is vermoedelijk altijd ontstaan uit kolloidaal siliciumdioxyde. Naar het uiterlijk en de wijze van voorkomen onderscheidt men tal van variëteiten, waarvan vele als goedkoope edelsteen gebruikt worden: karneol*, sarder*, chrysopraas*, plasma*, heliotroop*, agaat*, onyx*.
Tot Ch. pleegt men ook te rekenen vuursteen*, lydiet* en jaspis*, die echter ten deele zeker op geheel afwijkende wijze ontstaan zijn en eigenlijk tot de gesteenten behooren. De naam is ontleend aan die van de stad Chalcedon.
