Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Schell (hermann)

betekenis & definitie

Schell (hermann) - 1850—1906, R.-K. dogmaticus en apologeet, vader van het Duitsche Reform-Katholicisme, geb. te Freiburg in Br., 1884 prof. in apologetiek, Christel. kunstgeschiedenis en archaeologie in Würzburg. Hij beschouwde het als zijn levenstaak de R.-K. kerk en leer te verzoenen met de moderne cultuur en wetenschap. Hij onderging den diepsten invloed van Fr. Brentano, den bekenden Aristotelicus.

Van Aristoteles kwam Sch. tot Thomas Aquinas, en verbond platonisch idealisme met Aristotelische metaphysica in zijn Godsbegrip, van waar uit hij het geheele leerstelsel der R.-K. kerk trachtte te belichten. Daarbij kwam hij tot een psychologie, die in scherp conflict kwam met de Jezuïetische (Molina) en hem er toe bracht, de theorie van het vagevuur te wijzigen en de eeuwigheid der hellestraf te loochenen. De achterlijkheid der R.-K. wetenschap op alle gebied bracht hem er toe op krachtige wijze een hervorming te bepleiten in zijn geschrift Der Katholizismus als Prinzip des Fortschritts (1897), waarin hij ook tegen de mirakelzucht, het duivelgeloof, het heerschzuchtige Jezuïetisme, de kerkelijkheid ten koste van den godsdienst, enz. opkwam. Dit werkte hij nog nader uit in zijn tweede hervormingsgeschrift: Die neue Zeit und der alte Glaube (1898). Reeds in Dec. 1898 werden niet alleen deze beide geschriften, maar ook zijn met ’t bisschoppelijk imprimatur verschenen Dogmatik (4 dln., 1889—93) en Die göttliche Wahrheit des Christentums (2 dln., 1895—96), op den Index geplaatst.

Hij onderwierp zich zonder te herroepen. Daarna verscheen het laatste werk 1901—05 als Apologie des Christentums in 2 dln. Litt.: Fr. H. Kiefl, H. Schell (1907); Idem, Die Stellung der Kirche zur Theologie van H. Schell (1908).

< >