Prévost (l’abbé—) - Antoine-François Prévost d’Exiles werd te Hesdin (Artois) geboren uit een advocatenfamilie ; beurtelings bij de Jezuïeten en in het leger dienend, werd hij, na een bewogen leven, priester bij de Benedictijnen der herstelde orde van Saint-Maur, die hem in dienst namen bij ’t onderwijs en om te preeken, daarna als medewerker aan de Gallia christiana. Hij vluchtte in 1727 naar Holland, dan naar Engeland, werd in 1733 in Frankrijk weer toegelaten, dank zij den prins de Conté. Zijn eerste roman, in den vorm van gedenkschriften, zooals zooveel romans van dien tijd, begon te verschijnen in 1728 onder den titel Mémoires et Aventures d'un homme de qualité qui s’est retiré du monde, waarvan de beroemde roman : Histoire du Chevalier des Grieux et de Manon Lescaut (1731) het zevende deel vormt. Hij gaf ook nog andere zedenromans : Histoire de M. Cleveland, fils naturel de Cromwell (1732) ; Histoire d'une grecque moderne (1741) en vertaalde o. a. Richardson’s romans.
Van 1730 tot 1733 gaf hij, in navolging van de Engelsche spectatoriale geschriften, le Pour et le Contre uit ; toen moest hij naar Brussel en Frankfort vluchten. In Frankrijk teruggekeerd, ging deze productie van romaneske, sentimenteele of melodramatische werken voort ; in 1754 begon hij de uitgave van ’t Journal étranger, dat tot 1762 met behulp van Fréron, Delupe, l’abbé Arnoud en Suard, werd voortgezet en dat veel bijdroeg tot de verbreiding van Engelsche en Duitsche letteren in Frankrijk. Hij stierf plotseling te Chantilly in 1763. — Van al zijn werk (Oeuvres choisies de Le Sage et de l’allé Prévost (1783, 54 dln., waarvan 39 van hem) telt nog slechts Manon Lescaut, een boek van alles overheerschende passie, dat waarschijnlijk zijn ontstaan te danken heeft aan een doorleefd avontuur (zie P. Heinrich, L’abbé Prévost et la Louisiane, 1907). — Over hem : H. Harrisse, L’abbé Prévost (1896) ; V. Schroeder, L’abbé Prévost, sa vie, ses oeuvres (1899) ; over Manon Lescaut : een artikel van A. Beaunier in de Revue des deux Mondes (1-9-1918).