Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 12-01-2019

Ontruiming

betekenis & definitie

Ontruiming - De rechthebbende op onroerend goed kan, indien een ander dit zonder recht in bezit heeft, door tusschenkomst van den rechter bij wege van executie de ontruiming daarvan verkrijgen, hetzij op grond van zijn eigendomsrecht, hetzij in verband met een ander rechtsfeit (b.v. ontruiming van een woning na afloop huur of van een dienstwoning na einde dienstbetrekking). Is de bezitter een gewezen huurder, zoo neemt de kantonrechter van de vordering kennis, indien het betreft de ontruiming van huizen, gebouwen, woningen, pakhuizen, stallen, zolders en kelders, onverschillig het bedrag der huur, mits de bezitter geen schriftelijk bewijs van bestaande, vernieuwde of verlengde huur te berde brengt. Hetzelfde geldt ten aanzien van pachthoeven, landerijen, tuin en andere gronden, maar alleen, indien de huur over het jaar berekend niet meer dan ƒ 200 bedraagt (art. 41 R.O.). De kantonrechter neemt ook kennis van rechtsvorderingen tot ontbinding van huur van genoemde onroerende goederen en de ontruiming ervan ter zake van wanbetaling der huurpenningen, zonder hooger beroep, indien de huur, over het jaar berekend, niet meer dan ƒ 50 en, behoudens hooger beroep, indien ze niet meer dan ƒ 200 bedraagt (art. 42 R.O.). Alle deze vonnissen van den kantonrechter kunnen bij voorraad worden ten uitvoer gelegd, niettegenstaande verzet of hooger beroep, behoudens de bevoegdheid van den rechter om het stellen van borgtocht te bevelen (artt. 41, 42 R.O., art. 53 R.v.). Zie ook artt. 122—124 R.v., waarin het geval van art. 41 R.O. nader wordt geregeld. —Tot voorkoming van ontruiming van woningen, indien daartoe niet geldige redenen bestaan, dient de Huuropzeggingswet van 25 Maart 1918, Stb. 182. Zij heeft een tijdelijk karakter.