Koot - noemt men het gedeelte van den ondervoet bij het paard tusschen kootgewricht en hoef. De beenige grondslag vormt het kootbeen. De koot mag niet te kort en niet te lang zijn; in het eerste geval staat het paard steil in de kooten, in het andere treedt het paard te diep door. Men spreekt van „kort gekoot” en „lang gekoot”.
Toch kan een lang gekoot paard wel eens steil staan, wat men bij paarden met Engelsch bloed dikwijls kan waarnemen. Op de achtervlakte van de koot is de huid fijn en dikwijls lang behaard. Men noemt die achtervlakte het koothol. Daar komt dikwijls een huidontsteking voor, mok genoemd, die dikwijls kreupelheid veroorzaakt.