Hoef - het hoornachtig omkleedsel aan de uiteinden der teenen van het paard, den ezel, enz. De hoornschoen bestaat uit de volgende deelen: den hoornzoom, den zachten rand op de grens van huid en hoornschoen, den hoornwand, het gedeelte van den h., dat zichtbaar is als de hoef op den grond geplaatst is, met het omgeslagen gedeelte der steunsels, de hoornzool, de ondervlakte van den hoornschoen, die door den plaatjesrand of witte lijn van den hoornwand gescheiden is en verder de hoornstraal, die als een wig van achter in de hoornzool geplaatst is. De bovenrand van den h. heet de kroonrand, de onderrand van den wand de draagrand. Er is verschil tusschen de voor- en de achterhoeven.
De voorhoeven zijn grooter en ronder dan de achterhoeven, grooter, omdat zij meer belast zijn, daar zij behalve een deel van den romp ook kop en hals dragen en ronder, omdat dit gemakkelijker is voor het opbeuren der voorhoeven. De achterhoeven zijn kleiner en meer ovaal. Men onderscheidt wijde en nauwe hoeven; de paarden in lage streken, dus ook de paarden in Nederland, hebben vlakke, wijde hoeven, die in hooge- en bergstreken nauwe en meer uitgeholde hoeven.