Kaunitz - (Wenzel Anton, rijksvorst van), Oostenrijksch staatsman, geb. 1711 te Weenen, overl. aldaar 1794, wenschte zich, ofschoon voor den geestelijken stand bestemd, na zijn studie in Weenen, Leipzig en Leiden, geheel aan den staatsdienst te wijden, vervulde sinds 1741 diplomatieke betrekkingen te Rome, Florence en Turijn en werd in 1744 benoemd tot Oostenrijkschen Minister van den gouverneur-generaal der Oostenrijksche Nederlanden, Karel van Lotharingen, in welk ambt hij ook op het vredescongres te Aken in 1748 werkzaam was. Van 1750—53 was hij gezant te Parijs. Veertig jaren diende hij als Kanselier vier opeenvolgende vorsten van zijn land met zijn staatsmanswijsheid : Keizer Karel VI verhief hen na den 7-jarigen oorlog (1756—63) tot rijksvorst; Maria Theresia schonk hem in de leiding der zaken haar onbepaald vertrouwen; onder Jozef II begon zijn aanzien evenwel te tanen.
In de buitenlandsche politiek beoogde hij samengaan met Frankrijk en waakzaam zijn tegen Pruisen, v. K. was een groot vriend en bevorderaar van Kunsten en Wetenschappen ; getuige de oprichting van de kunstacademie in Weenen en verscheidene dergelijke instellingen in de Zuidelijke Nederlanden en in Italië. Bijzonder trok hem de Fransche litteratuur aan, vooral Voltaire en de Encyclopedisten.