Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Leiden

betekenis & definitie

Leiden, - een der oudste steden van de provincie Zuid-Holland; ± 66.000 inw. — Haar ligging, maakt haar tot het centrum van de vruchtbare Rijnstreek. Zij ligt aan de groote verkeerslijn Rotterdam-Den Haag-Amsterdam en vormt het eindpunt van de lijn Utrecht-Woerden-Leiden. Eindelijk verbindt een lokaalspoor, waarvan het eindstation aan den Heerensingel ligt, de stad met de dorpen der Rijnstreek en de Haarlemmermeer en vandaar met Amsterdam. Tevens loopen in aansluiting met de stadslijn electrische trams naar de badplaatsen Katwijk en Noordwijk en is eveneens in aansluiting met de stadstram een electrische lijn geprojecteerd van de Hoogewoerdsbrug door het Zuidelijk deel der stad over Voorschoten-Leidschendam naar den Haag; de stoomtram Leiden-den Haag komt daardoor te vervallen, doch een electrische tramverbinding naar den Haag over Wassenaar is mede reeds ontworpen. Voorts wordt electrificeering van de stoomtram Leiden-Haarlem via de welvarende bloembollenstreek overwogen en is doortrekking van de stadstramlijn naar Alphen slechts een kwestie van tijd.

Ten slotte onderhouden tal van stoombootdiensten, beurtschepen en vrachtwagens het dagelijksch contact met een aantal grootere, en met de omliggende plaatsen. — Na de toepassing van het stoomwezen in de industrie, kwam de nijverheid op en vooral na de electrificeering der bedrijven kan Leiden roemen op een aantal bloeiende textielfabrieken. In 1916 is hier een tapijtfabr. gekomen. Voorts vindt men er metaalfabr. en conservenfabrieken. Andere bronnen van bestaan zijn drukke vee-, boter-, kaas-, graan- en groentenmarkten. — In een aantal typische gevels, enkele grachten, een tweetal oude stadspoorten (Morschpoort en Zijlpoort) en een aantal merkwaardige gebouwen vindt men het karakter van een Oud-Holl. stad terug. Van deze gebouwen noemen wij hier: De Burcht, het hoogste gedeelte der stad met kanteelen en schietgaten uit de 11e eeuw, de Lakenhal in 1640 door Van ’s-Gravenzande gebouwd, thans stedelijk Museum. In 1920 is een begin gemaakt met een gedeeltelijke verbouwing in verband met de uitbreiding van het Museum, de St. Pieterskerk, een zuiver Gotische kerk, in 1121 door Godebald, bisschop van Utrecht gewijd, de Hooglandsche of Pancraskerk, in 1315 gewijd, een der schoonste voortbrengselen der Gotiek, het Raadhuis (Breestraat), een der merkwaardigste voortbrengselen der Holl. Renaissance, in 1597 gebouwd met toren en carillon, het Universiteitsgebouw.

Nabij de Academie de Hortus, dateerend van 1587 tijdens Boerhaave, de fraaiste van Europa. De Universiteit, de eerste in het land, maakt Leiden tot een middelpunt van Wetenschap. Van de talrijke wetenschappelijke inrichtingen en verzamelingen noemen wij: de Universiteitsbibliotheek, in het bezit van een belangrijke verzameling Oostersche handschriften. De belangrijke boekerij van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde en de bibliotheek van het Remonstrantsch Seminarie zijn hier ook ondergebracht; het Prentenkabinet, grondslag uit de groote schenking Royer in 1815; het Museum van Oudheden, bevattende een Egyptische, een klassieke en een Nederl. afdeeling, alsmede een galerij van gipsbeelden; het Ethnographisch Museum (Rapenburg, Hoogewoerd en Heerengracht); het Museum van Natuurlijke Historie; het Herbarium (Nonnensteeg), de Sterrewacht (Kaiserstraat); het Academisch Ziekenhuis, gebouwd in de jaren 1866-1873. Een nieuw complex van klinieken en laboratoria, bijna de geheele medische studiën omvattende, is sinds 1914 in aanbouw. Andere onderwijs-inrichtingen zijn het Remonstrantsch Seminarie, de Indische Postschool, ter opleiding van Indische Postambtenaren, de Kweekschool voor Zeevaart, enz.

Geschiedenis. Sporen van Rom. nederzettingen heeft men hier bijna niet gevonden; met het Rom. Lugdunum Batavorum heeft L. dan ook niets uit te staan. De naam Leithon (= aan de weteringen) komt voor ’t eerst in de 9e eeuw voor en werd gegeven aan 3 villae, die hier aan den Ouden Rijn lagen. Later kreeg de graaf van Kennemerland hier bezit en werd door dezen in de 11e eeuw een kasteel gebouwd („de Burcht”) met welks verdediging een burggraaf was belast, die tevens zorg moest dragen voor de inning der tolgelden. Langzamerhand ontwikkelden de villae zich tot een marktplaats, die in 1266 van Floris V verschillende voorrechten kreeg en doordat de rechtspraak gegeven werd aan een schout en 8 schepenen, benoemd door den burggraaf, geëximeerd werd van ’t omliggende Rijnland. In ’t eind van de 14e eeuw en in ’t begin van de 15e had L. te lijden van den strijd tusschen Hoeken en Kabeljauwen, totdat Jan van Beieren hier den Kabeljauwen ’t gezag in handen gaf. In 1421 werd het burggravenambt opgeheven. In dezen tijd ontwikkelde zich de lakenindustrie en in de 16e eeuw richtten vele Leidsche poorters kalkbranderijen op in de omgeving van de stad.

Tengevolge van de concurrentie van ’t platteland en de onzekere toestanden tijdens ’t begin van den 80-j. oorlog gingen deze industrieën achteruit. Tijdens dezen opstand werd Leiden door de Spanj. tweemaal belegerd (1574), die de stad echter niet konden innemen, doordat de Holl. ’t land onder water zetten. Als belooning voor den tegenstand, dien de Leidenaren geboden hadden, kreeg L. een Universiteit, welke L. in de volgende eeuwen tot een belangrijk centrum van geestelijk leven maakte (zie NEDERLAND, Geschiedenis). Een nieuwe opbloei van de industrie vond plaats in de 17e eeuw. In denzelfden tijd bekleedde L. een voorname plaats op ’t gebied van godsdienst en kunst. Terwijl L. zijn belangrijke industrie in de 18e eeuw zag te niet gaan, behield het zijn voorname plaats als centrum van geestel. leven (zie NEDERLAND, Geschiedenis); eerst in ’t midden van de 19e eeuw ging L. weer vooruit. — Litteratuur: Uitermate rijk aan bescheiden is ’t Leidsche archief. Bronnen: Handv. van Leiden (ed. van Mieris) (1759); Bronnen tot de Gesch. der Leidsche Textielnijverheid (R. G. P. XIV, ed.

Prof. N.W. Posthumus) (aangevuld door Prof. Posthumus in Bijdr. en Med. Hist. Gen. XXXIII en Dr.

Brünner Order op de Buitennering, Bijl. VI); Keurboeken van Leiden (ed. Hamaker); Leidsche Rechtsb.; Schrijvers: Orlers, Beschr. van Leiden (1614); v. Mieris, Beschr. v. Leiden (3 dln. 1765); Pleyte, Leiden voor 300 jaren; Prof. P. J. Blok, Gesch. eener Hollandsche stad (4 dln., 1910-1918).