Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Inkomen

betekenis & definitie

Inkomen - hetgeen iemand in een zeker tijdsverloop kan verteren zonder zijn vermogen aan te tasten of schulden te maken. Vermogensvermeerdering, b.v. door stijging der waarde van onroerend goed of door stijging van den koers van effecten, wordt echter niet tot het i. gerekend; ook niet hetgeen men als erfenis verkrijgt. Van den anderen kant blijven ook vermogensverminderingen, voortvloeiende uit verlies of waardevermindering van vermogensbestanddeelen, bij de bepaling van iemands inkomen buiten beschouwing.

Toch kunnen waardeveranderingen van vermogensbestanddeelen iemands i. wel beïnvloeden, voor zoover dit wordt geput uit een bedrijf, dat winst uit dergelijke waardeveranderingen beoogt (handel, speculatie).— Het begrip i. is beperkter dan het begrip inkomsten; deze laatste omvatten al hetgeen geïnd wordt, ook indien het niet tot het i. behoort (koopprijs van een huis, aflossing eener leening). — Men onderscheidt i. veelal naar gelang het uit arbeid (Eng. earned income) of uit vermogen (eng. unearned income) wordt geput. Vooral bij de inkomstenbelasting heeft deze onderscheiding belang. — Behalve van i. van personen spreekt men ook van maatschappelijk inkomen. Wil men hieronder verstaan de som van alle individueele inkomens, zoo houde men in het oog, dat velen hun inkomen geheel of gedeeltelijk weder uit dat van anderen putten (doktoren, advokaten, onderwijzers ; zgn. afgeleide inkomens). — Vooral bij beschouwing van de verdeeling van de opbrengst der voortbrenging van stoffelijke goederen onder de deelnemers daaraan onderscheidt men het inkomen nog naar gelang het uit arbeidsloon, uit kapitaalrente, uit pacht of uit ondernemerswinst voortvloeit.