Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 06-12-2018

Bepaling

betekenis & definitie

Bepaling - in de taalk. de benaming voor het zin deel, dat een nadere aanvulling geeft bij hetgeen door het onderwerp en het gezegde wordt uitge drukt. Onder de bepalingen kan men ook het voor werp of object rekenen. Hierover zal echter afzon derlijk gehandeld worden, zie VOORWERP. Een b. kan staan bij een enkel zindeel, of zij kan de be teekenis van den geheelen zin aanvullen of wijzigen. Staat de b. bij een enkel zindeel, dan kan zij zijn attributief of bijvoegelijk, als zij staat bij een zelf standig naamwoord of zelfst. voornaamw., b.v. het oude huis, het zwaard van den krijgsman, ik, uw meester, gebied dat (een b. bij een zelfst. nw. heet ook adnominale b.), of zij kan zijn adverbiaal of bijwoordelijk, als zij staat bij een werkwoord of een bijv. naamw., b.v. hij loopt hard (een b. bij een werkw. heet ook adverbale b.), het zeer oude huis. In den zin: hij loopt niet, hebben we in niet een bep., die tegenover de geheele rest van den zin staat, en niet alleen bij loopt behoort, zooals hard in den zin: hij loopt hard.

Evenzoo hebben we een b. bij den geheelen zin in: Waarschijnlijk kom ik morgen thuis; hij stond zich voor den spiegel te scheren. Weer een andere soort van b. zien we in: het kind kwam ziek van school. Hier hoort ziek in de eerste plaats bij het kind, maar verder ook bij kwam van school (d. i. dus bij het gezegde of prae dicaat). Men spreekt in zoo’n geval van een prae dicatief attribuut (de Nederl. spraakkunst gebruikt hiervoor wel den minder aanbevelenswaardigen term bepaling van gesteldheid).