Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-01-2019

Hoefbevangenheid

betekenis & definitie

Hoefbevangenheid - een plotseling optredende, acute ziekte bij het paard, bestaande in een ontsteking van het toongedeelte van de wandlederhuid. De paarden worden plotseling stijf, willen soms bijna niet opstaan, en brengen, als zij loopen, de voorbeenen ver vooruit en de achterbeenen ver onder het lichaam. Zij trachten het toongedeelte van den hoef zooveel mogelijk te ontlasten. Daarbij hebben de dieren koorts.

De oorzaak kan liggen in sterke inspanning en ook in de voeding, terwijl ook kouvatten wel beschuldigd wordt. Bij een doeltreffende en spoedig ingestelde behandeling kan binnen enkele dagen volkomen genezing optreden. Wordt de ziekte niet of niet doelmatig behandeld, dan treden spoedig ernstige veranderingen in de hoeven op. Door loslating van de wandlederhuid en den hoornwand in het toongedeelte heeft een verzakking van het hoefbeen plaats. De hoef wordt tot plathoef of volhoef; zelfs kan het hoefbeen door de hoornzool dringen en aldus zoolbreuk ontstaan.

Behalve deze veranderingen kan een holle wand optreden en ziet men in de meeste gevallen een knolhoef optreden, d. i. een hoef, waar de hoornwand in het toongedeelte van richting verandert en een snavelvormig verlengsel vormt. Op den hoornwand treden ringen op, die niet, evenals groeiringen, evenwijdig met den kroonrand, doch in het toongedeelte kort bij elkaar gelegen zijn, terwijl zij naar de verzenen tot verder uit elkaar wijken. Bij het loopen worde de hoef op een eigenaardige wijze vooruitgebracht en op den bodem geplaatst, zoodanig dat wij voor het paard staande de zoolvlakte van den hoef kunnen zien. De hoef komt eerder met de verzenen dan met den toon op den grond.

< >