Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 10-01-2019

Koorts

betekenis & definitie

Koorts - is een afwijking van het organisme, die in hoofdzaak door een abnormale stijging van de stofwisseling en productie van warmte gekarakteriseerd is. Vroegere geneeskundige opvattingen hebben altijd in de k. een ziekte als zoodanig gezien en een abnormale menging van de lichaamssappen, een ontsteking van het bloed of ziekelijke uitingen van het zenuwstelsel als de oorzaak daarvan aangegeven al naar de heerschende opvattingen. Eerst in de vorige eeuw is men er toe gekomen de k. als een verschijnsel te waardeeren, dat uiting is van een of ander ziekteproces. Hiermede verdween natuurlijk het essentieele van de k., omdat men zich door het onderzoek van lijken ervan kon overtuigen, dat steeds een of ander ziekteproces aan de k. ten grondslag had gelegen.

Het belangrijkste van de k. is de stijging der temperatuur, te meer omdat wij daarin een zoo nauwkeurigen graadmeter van de k. bezitten. Reeds in het midden van de vorige eeuw is de thermometer voor de bepaling der lichaamstemperatuur gebruikt; later heeft men dit instrument regelmatig bij koortsige ziekten aangewend; het heeft ons veel omtrent de warmteproductie van het lichaam geleerd. De k. begint gewoonlijk met een stadium, waarin de patient een groote gevoeligheid voor kou heeft. Het is hem alsof men koud water langs hem giet, hij wordt daardoor rillerig en huivert, soms zeer sterk. De huid voelt koud aan, omdat de fijne bloedvaatjes sterk zijn samengetrokken. Legt men in dit stadium van de k. den thermometer aan, dan blijkt de temperatuur reeds te zijn gestegen boven de normale. Hierop volgt het stadium van de koortshitte. De huid wordt rood en warm; een min of meer rijkelijk zweet breekt uit; soms treden min of meer ernstige verschijnselen van de zijde van het zenuwstelsel op (ijlen).

Terwijl de normale temperatuur 36,5°-37,5° bedraagt, spreekt men bij 38,5° van een matige k.; komt de temperatuur boven 39°, dan noemt men dat een heftige koorts; bij uitzondering komen temperaturen van 40°-41,5° voor. Als uiterste grens is wel 42° aan te nemen. Deze temperaturen gelden voor volwassenen. Het kinderlijke lichaam reageert in het algemeen veel heftiger; de temperatuurstijgingen zijn er veel grooter en sneller, zoodat een stijging tot 41° bij een kind lang niet dezelfde ernstige beteekenis behoeft te hebben als bij een volwassene. Na een verschillend langen tijd daalt de temperatuur weer, hetzij snel hetzij langzaam. — Het tweede belangrijke verschijnsel bij de koorts is de pols. Een normale polsslag is 60-72 in de minuut. Tijdens de koorts is de pols in het algemeen veel sneller en men heeft in deze snelheid een zekeren graadmeter voor de heftigheid van de k. Ook hier gelden voor kinderen niet dezelfde waarden als voor de volwassenen. Een kind van enkele weken heeft normaal een pols van 120-150, beneden het eerste jaar bedraagt dit nog 100-120, dan daalt het aantal geleidelijk.

Elke lichaamsbeweging, gemoedsaffect, enz. tijdens de k. doet de pols snel stijgen. Daarbij is de pols hard, de bloedgolf licht den wand van de slagader snel op en deze zinkt snel weer terug. Soms vertoont de pols het verschijnsel van dicrotisme, d.w.z. telkens volgen twee verheffingen zeer snel op elkaar. — In de derde plaats staan de verschijnselen, die op de storing in de stofwisseling wijzen; de ademhaling is sneller, de urineafscheiding vaak vermeerderd. De afscheiding van speeksel en van maagsap is geringer, de tong en de lippen zijn droog; er bestaat soms een heftig dorstgevoel. — Eindelijk dienen nog de verschijnselen van de zijde van het zenuwstelsel genoemd te worden. Meestal bestaat tijdens de k. een gevoel van onbehagen, angst, opwinding of somnolentie. Vooral bij de z.g. typheuze koortsen treden deze verschijnselen zeer op den voorgrond. — Het verloop van de k. vertoont verschillende typen. Bij de voortdurende k. (febris continua) bedraagt het verschil tusschen hoogste en laagste temperatuur niet meer dan 0,5°. Bij de remitteerende k. (febris remittens) bedraagt dit verschil 1°-2°, met dien verstande dat de hoogste temperatuur meestal des avonds komt.

De intermitteerende k. (febris intermittens) is daardoor gekenmerkt, dat koortsaanvallen door kortere of langere koortsvrije perioden worden gescheiden. Komt de k. elken dag, dan heet dit eene febris quotidiana; ligt een koortsvrije dag tusschen twee koortsdagen, dan is dit een tertiana; bedraagt de koortsvrije tijd twee dagen, dan is dit een quartana. Bij de recurreerende k. eindelijk worden enkele koortsdagen afgewisseld door een langere koortsvrije periode. Het einde van de k. kan plotseling zijn (krisis) onder het uitbreken van sterk zweet, of langzaam (lysis). — De oorzaak van de k. moet wel gezocht worden in de abnormale producten, die door de ziekteverwekkers (bacteriën) in het bloed worden gebracht. Deze stoffen werken dan prikkelend op de hersenen.

Men kan de hersenen op bepaalde plaatsen verwonden en ziet dan k. optreden. Vanuit de hersenen worden de zenuwen geprikkeld, die de stofwisseling aanzetten, en de zenuwen van de bloedvaten, die deze tot samentrekking brengen (koortskoude) of verlammen (koortshitte). Zoodoende ontstaat er een wanverhouding tusschen warmteproductie en warmteverlies en dus stijging van temperatuur. Een behandeling van de koorts als zoodanig kan niet worden vermeld. Waar reeds gezegd is, dat de k. een verschijnsel is en niet een ziekte op zichzelve, spreekt het wel, dat de behandeling zich richt naar de afwijking, die de k. veroorzaakte.