Hahn (Friedrich Gustav), Duitsch geograaf, 1852—1917, studeerde 1872—77 te Leipzig onder O. Peschel, werd in 1884 aldaar buitengewoon hoogleeraar en in het volgende jaar gewoon hoogl. te Koningsbergen. Van zijn werken noemen wij: Uéber die Beziehungen der Sonnenfleckenperiode zu meteor. Erscheinungen (1877); Ueber das Aufsteigen und Sinken der Küsten (1897); Inselsstudien (1883); Die Städte der norddeutschen Tiefebene 1885); in Kirchhoff’s Länderkunde (Bd. II 2,1890): Britische Inseln, Frankreich, Scandinavien, Nordische Inseln; Topographischer Führer durch das nordwestliche Deutschland (1898).
Sedert 1888 hield hij zich speciaal met Afrika bezig en schreef hij hierover de Berichte im Geogr. Jahrb., Bd. XIVXXXII. In 1901 verscheen zijn Afrika (thans 3e druk in bewerking). Voor Hahn waren de kaart en de literatuur de basis, groote reizen heeft hij niet ondernomen. Van zijn laatste studiën noemen wij nog: Methodische Untersuchungen über die Grenzen der Geographie gegen die Nachbarwissenschaften (Pet. Mitt. 60, 1914, 1) en Frankreichs Eigenart (Geogr. Zeitschr. 21, 1916 p. 361).
