Eucryphia - plantengeslacht uit Chili en Australië. dat in 1846 als type werd genomen voor de familie der Eucryphiaceën, nadat het eerst was ingedeeld bij de Saxifragaceën en bij de Rosaceeën. In Z.-Engeland heeft men in 12 jaar uit zaad bloeibare heesters gekweekt en daarbij van de soort E. pinnatifolia eene dubbele verscheidenheid verkregen. De grootste planten zijn aldaar 3 M. hoog en breed. De bladeren zijn 2 parig onevengevind en gelijken op die van Rosa gallica De witte bloemen hebben 8 c.M. middellijn, zijn vierbladig, gelijken op onze enkele rozebloemen doch hebben een wijd uitgespreiden bundel goudgele meeldraden, die even lang als de bloembladen zijn.
Bij den dubbelen vorm heeft de bloem meer dan 20 bloembladeren, waartusschen de meeldraden mooi uitkomen. Verdere soorten zijn E. Billardieri met de var. Milligani, E. Moorei, E cordifolia uit Chili. In Kew (Londen) kweekt men E. als koude kasplant. Volgens mededeeling van H. Maxwell vormden stekken, eerst na 2 jaar wortels. De bloei geschiedt te laat om, zonder bijzondere zorgen, rijp zaad te geven. Men plant E in humusrijken zavelgrond.