Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Eudaemonisme

betekenis & definitie

Eudaemonisme - (v. ’t Gr. eudaimonia, geluk), die richting in de ethiek, die het geluk als einddoel van alle streven en handelen aanneemt. Een „goede” wil zou dan een zoodanige wil zijn, die bepaald wordt door een zoo duidelijk mogelijke voorstelling van „het hoogste goed”. Wordt het geluk gezocht in het geluksgevoel als zoodanig, in de lust, dan heeft men het hedonisme.

Het E. kan meer egoistisch zijn of meer altruïstisch, individueel of sociaal. De oude ethiek (Gr. en Rom.) plaatste zich meestal op het standpunt van het individu, en trachtte vast te stellen wat voor den enkelen mensch het hoogste goed en dus de ware inhoud van zijn gezindheid is. De moderne vertegenwoordigers van het E. daarentegen hebben begrepen, dat het hoogste goed steeds alleen als gemeenschappelijk bezit van velen kan gedacht worden, aangezien de mensch bestaat als lid der menschelijke gemeenschap. Het is echter nooit in te zien, hoe uit het begrip van een hoogste goed, dat uit de natuurlijke neigingen van den mensch voortvloeit, zoo iets als een „sollen” een op bepaalde wijze „behooren” te handelen, de eisch van „gehoorzaamheid” (die zich in al het zedelijke onmiskenbaar doet gelden) zou zijn afteleiden.

Het principe der zedelijkheid kan niet liggen in de gedachte van „een hoogste goed”. Wij hebben daarvan ook geen definitieve voorstelling. Het is „een schema met wisselenden inhoud”. Kant zegt terecht van het begrip „geluk”, dat dit ongelukkig zoo vaag is, dat, hoewel ieder mensch daartoe wenscht te geraken, hij toch nooit bepaald en consequent zeggen kan, wat hij eigenlijk wenscht en wil. „De oorzaak is, dat alle elementen van dit begrip gezamenlijk aan de ervaring moeten ontleend worden, en dat toch tot de Idee van het geluk een absoluut geheel vereischt wordt, een maximum van welvaart, in mijn tegenwoordigen en in eiken toekomstigen toestand.” Ondanks alles vindt het E. tot in den jongsten tijd zeer talentvolle verdedigers. Eudaemonisten zijn o. a. Aristoteles, Spinoza, Locke, Shaftesbury, Bentham, Stuart Mill, Feuerbach, Fechner, Dühring, Ziegler, Sidgwick, Döring, Gizycki, Spencer, Höffding en vooral Fr. Paulsen die door zijn boeiend geschreven, van veel menschen- en wereldkennis getuigend, meermalen herdrukt „System der Ethik” grooten invloed heeft. Uit P.’s werk echter blijkt duidelijk, hoe het E. door de onloochenbare zedelijke feiten voortdurend genoodzaakt wordt concessies te doen aan een (hoogere) opvatting, waardoor het zichzelf opheft.

Een krachtig bestrijder van het E. is Kant. Na hem verwerpen het E. Fichte. Hegel, v. Hartmann, Wundt, Cohen, Natorp, Bradley, e.a.

< >