Cichorei - (Cichorium Intybus), eene zeer bekende langs wegen en akkers op klei- en leemgrond wildgroeiende plant. — Zij kreeg beteekenis als landbouwgewas in het laatst der 17e eeuw doordat de eenigszins bittere wortels bleken te kunnen dienen als een surrogaat voor de dure koffie. — In ons land werd de eerste cichoreifabriek opgericht in 1773. De cultuur in Nederland beperkt zich in hoofdzaak tot Friesland, Zeeland en Zuid-Holland. De teelt is achteruitgaande: in 1871 t/m 1880 per jaar 1799 H.A., in 1914 nog slechts 667 H.A. Door de cultuur zijn eemge rassen ontstaan; men spreekt b.v. van Friesche, HollandscUe, Belgische, Magdenburger enz. chicorei. — De totale opbrengst aan droge stof en het gehalte aan bitterstof in de wortels bepaalt de waarde. — De C. groeit het beste op vruchtbare, diep losse zavel- en zandgronden. De grond moet vochthoudend zijn.
Op zwaren kleigr. wordt het oogsten der wortels te kostbaar. De plant moet krachtig worden bemest met stalmest, eventuëel aangevuld met kunstmest; ze is dankbaar voor eene kalkbemesting. In den regel wordt op rijen gezaaid; afstand 30—40 cM. In de rij worden de planten op afstanden van 10—15 cM. uitgedund. Zaaitijd eind April—half Mei. Zaaizaad per H.A. ± 3 K.G. De verpleging van het gewas bestaat in herhaald schoffelen, om het onkruid te vernietigen.
Oogst per H.A. ± 20—35 000 K.G. versche wortels. Oogsttijd half Sept.—begin October. De C. is erg gevoelig voor nachtvorsten. In de fabriek worden .de wortels in brokjes gehakt, op eesten gedroogd en daarna in trommels op kleur gebrand. Nadat het product door builen in kwaliteiten is gesorteerd en in papierenzakjes een soort rijpingsproces heeft ondergaan, is de C. voor ’t gebruik gereed.