Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 15-11-2018

Cicero

betekenis & definitie

Cicero - (Marcus Tullius), Rom. staatsman, redenaar en schrijver, geb. 106 v. C. te Arpilium, kreeg te Rome zijne opleiding, die hij door een reis naar Athene, Azië en Rhodus voltooide, waarvan hij in 77 v.C. terugkeerde. Hij werd in 75 v. C. quaestor op Sicilië (Lilybaeum), kreeg daarop toegang tot den senaat, sloot zich hier geheel bij de senaatspartij aan patriae”, vader des vaderlands; door zijn ijdelheid, zijn spotternijen aan het adres zijner vijanden en zelfs yan zijn vrienden kweekte hij zich echter tegelijkertijd vele en machtige vijanden; op den laatsten dag van zijn consulaat verhinderde de tribuun Metellus hem in een lofrede op zijn consulaatschap en stond hem slechts toe den gewonen eed der aftredende consuls af te leggen; in de eerstvolgende jaren had hij te kampen met de vijandschap der vroegere bondgenooten van Catilina, die openlijk en in het geheim alle krachten inspanden om zijn inyloed te ondermijnen en hem ten val te brengen;

een nieuwen bitteren vijand kreeg hij in Clodius, terzelfder tijd dat Pompejus zijn zijde en de aristocratische staatspartij verliet om zich bij Crassus en Caesar aan te sluiten; het driemanschap liet hem aan zijn lot over, toen Clodius openlijk tegen hem optrad, vooral met zijn wetsvoorstel krachtens hetwelk C. wegens de terechtstelling der saamgezworenen van Catilina vervolgd zou worden; C. moest zich door een vrijwillige ballingschap aan het dreigend gevaar onttrekken (April 58 v. C.); hij werd verbannen verklaard, zijn goederen werden geconfiskeerd; het volgende jaar reeds werd hij echter op voorstel van den volkstribuun Annius Milo met medewerking van Pompejus teruggeroepen; zijn terugkomst, Sept. 57, was een ware zegetocht; echter was zijn kracht gebroken en hij zelfs wankelend en besluiteloos geworden; aarzelend en weifelend stond hij tusschen de partijen in; met te grooter ijver was hij gedurende dezen tijd als redenaar werkzaam, steeds echter de machtigen ontziende; in 53 augur, was hij van eind Juli 51 tot eind Juli 50 stadhouder van Cilicië; te Rome teruggekeerd sloot hij zich bij de partij van Pompejus aan, volgde het leger naar Griekenland, kon wegens ongesteldheid geen deel nemen aan den slag bij Pharsalus 48 v. C., weigerde het opperbevel over het leger op zich te nemen, keerde naar Italië terug, onttrok zich aan het openbare leven, verscheen echter na den dood van Caesar weer op het staatstooneel, ijverde in 44 en 43 tegen Antonius (Philippische redevoeringen), sloot zich bij Octavianus aan en werd, toen deze zich met Antonius en Lepidus verbond, dadelijk vogelvrij verklaard: onzeker wat te doen, half tegen wil en dank door zijn getrouwen weggevoerd, werd hij bij Cajeta achterhaald en, toen hij zijn hoofd buiten den draagstoel stak, door den centurio Herennius vermoord, 7 Dec. 43 v. C.; hoofd en handen werden hem afgehouwen en aan zijn doodsvijand Antonius gezonden. C. was, waarschijnlijk in 77, met Terentia gehuwd; deze schonk hem twee kinderen, Marcus en Tullia, en werd in 46 wegens haar eigenzinnigheid door hem verstooten; hij hertrouwde daarop met de jonge Publilia, welk huwelijk weinig later ontbonden werd. Zijn dochter Tullia stierf vóór hem, zijn eenige zoon, Marcus Tullius Cicero, werd later stadhouder van Syrië. C.’s redevoeringen zijn van staatkundigen of van juridischen aard, deze laatste meest allen ter verdediging; als redenaar staat hij tusschen de oude en de nieuwe school in; hij bereikt wel niet den zedelijken ernst noch de vernietigende kracht van Demosthenes, doch heeft toch onder de Romeinen als redenaar zijns gelijke niet; uitermate scherpzinnig bakent hij met groote helderheid zijn onderwerp van te voren af, zet dit met groote aanschouwelijkheid van voorstelling uiteen, weet ook het meest dorre onderwerp door kernachtige spreuken en bijtende scherts aangenaam en belangwekkend te maken, en openbaart een zeldzame mate van meesterschap over de taal. — Als wijsgeer is C. (die in de Middeneeuwen naast Aristoteles misschien het meest gelezen werd) vooral hierdoor van beteekenis, dat hij de filos. terminologie der Romeinen schiep en (door een reeks van keurig gestileerde, maar oppervlakkig-dilettantische, met vage begrippen opereerende, de bedoelingen zijner voorbeelden vaak onzuiver weergevende geschriften) zijn landslieden (en daardoor indirect ook ons) in kennis bracht met de leer der voornaamste na-aristotelische wijsgeeren. Van Plato en Aristoteles is hij maar matig op de hoogte. In de kennistheorie volgt hij de (een vast kriterium der waarheid verwerpende) waarschijnlijkheidsleer der latere Akademie, in de Ethiek de Stoici. Deugd leidt tot geluk. Gods bestaan en de geldigheid der zedewet staan vast door de overeenstemming aller volkeren (consensus gentium) en gemeenschappelijke aangeboren begrippen.

C. bestrijdt het atheisme der Epikuraeërs, en leert de voorzienigheid Gods en de onstoffelijkheid en onsterfelijkheid der ziel. — Werken van Cicero. I. Verhandelingen over de theorie der welsprekendheid: Deinventione; De oratore; Brutus sive de claris oratoribus; Orator ad M. Brutum; Partitiones oratoriae;TopicaadC. Trebatium; De opt. genere oratorum. II. Politieke en wijsgeerige verhandelingen: De Republica; De legibus (6 boeken, waarvan 3 verloren zijn gegaan); Paradoxa-, Consolatio (verloren gegaan); Horiensius (slechts fragmenten); De finibus bonorum et malorum; Academica-, Tusculanae disputationes-, De natura deorum-, Cato major (over den ouderdom); De divinatione; De fato; Laelius (over de vriendschap); De gloria (verloren gegaan); De officiis; De virtutibus (verloren gegaan). III. Redevoeringen. 1°. Politieke toespraken en pleitredenen: Pro Roscio; Verrinae (7 toespraken); Pro lege Manilia sive De imperio Cn. Pompei-, De lege agraria-, Pro Murena-, Post reditum (4 toespraken); Pro Sestio-, Pro Caelio; De provinciis consularibus-, In Pisonem; Pro Rabirio Postumo-, Pro Milone-, Pro Marcello; Pro Ligario; Pro Dejotaro; Phillippica (14 toespraken); 2°. Pleitredenen: Pro Quinciio, Pro Q. Roscio; Pro Marco Tullio; Pro Marco Fonteio (fragmenten); Pro Caecino; Pro A. Cluentio Habito; Pro Rabirio; Pro Gom.

Sulla; Pro Archia poeta; Pro L. Valerio Flacco; Interrogatio in F. Vatinium testem; Pro L. Cornelio Balbo; Pro Cn. Plancio. IV. Brieven: Ad familiäres (16 boeken); Ad Atticum(16 boeken); Ad Quinlum fratrem (3 boeken); Ad Marcum Èrutum(2 boeken). V. Gedichten: Marius, gedicht op Caesars expeditie naar Britannië; de Consulatu suo; Aratea en vele uitmuntende vertalingen van Gr. dichters, die door zijne philosophische werken zijn verspreid. Slechts fragmenten van zijne gedichten zijn bewaard. Zie Gaston Boissier, Cicéron et ses amis 7de uitg. 1884, en de beknopte biographie door Fr. Aly, Cicero: sein Leben und seine Schriften, 1891. Th. Zielinski: Cicero im Wandel der Jahrhunderte 1908 schetst C.’s invloed op de letterkunde van alle landen en tijden.