Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-06-2020

masker

betekenis & definitie

o. (-s),

1. min of meer naar de vorm van het gezicht gemaakte bedekking die dient om dit onherkenbaar te maken of er een bepaalde gedaante of uitdrukking aan te geven; mombakkes, nagemaakt gezicht (e): de man met het ijzeren —; een — voordoen; de antieke komedianten droegen maskers; het — verbindt de danser met het wezen dat hij voorstelt; (fig. zegsw.) het — af doen, zich in zijn ware gedaante, met zijn ware bedoelingen tonen; iemand het afrukken, iemands huichelarij bekendmaken, tentoonstellen, zijn ware aard doen kennen;
2. (fig.) schijn, voorkomen: onderbet — van vriendschap ;
3. gemaskerd persoon;
4. voorwerp dat ter bescherming of isolering voor het gezicht wordt gedaan: gasmasker; bij operaties dragen de chirurgen een —;
5. afdruk van iemands gelaat: aan de wand hing een — van Beethoven; dodenmasker;
6. in een laag over het hele gezicht aangebracht kosmetisch preparaat (e);
7. (bij honden) donkere voorsnuit;
8. (bij insekten met volledige gedaanteverwisseling) larve, de toestand die aan de poptoestand voorafgaat;
9. (fotografie) passe-partout om een deel van het negatief af te dekken.

(e) CULTURELE ANTROPOLOGIE. Soms wordt een masker vóór het gelaat aangebracht, soms over het hele hoofd gezet (stolpof helmmasker), ook wel door beschildering direct op het gelaat aangebracht. Vaak behoort bij het masker in engere zin nog een soort lichaamsbedekking.

Het masker is een van de oudste cultuurvoorwerpen en, met lokale variaties, van alle tijden en alle volken. Het oudste masker is ongetwijfeld het diermasker, dat al in de kunst van de ijstijden voorkomt. Masker en maskerkleed vormen in veel niet-westerse maatschappijen een symbool van het bovennatuurlijke wezen (god, demon, voorouder, natuurkracht) en zijn daarom ook zelf met bovennatuurlijke kracht geladen. Het masker is hier dus een heilig voorwerp. In deze magisch-religieuze functie worden de maskers gebruikt bij →initiatieceremoniën, begrafenisriten, voorouderfeesten, vruchtbaarheidsrituelen, afweer van ziekten en onheil, en bij de voorbereidingen voor jacht en oorlog. Het masker is een middel bij uitstek om met het bovennatuurlijke in contact te komen en het zo mogelijk te beïnvloeden.

Met de religieuze kan ook een politieke functie verweven zijn, nl. daar waar het masker een instrument is in handen van de leiders van de gemeenschap of van een →geheim genootschap om hun positie te handhaven en om straffen en andere maatregelen ten uitvoer te brengen. Als religieus-maatschappelijk voorwerp is het masker nog in gebruik bij vele volken in Afrika, Polynesië, Melanesië, Australië, bij de Indianen en sommige volken in Zuidoost-Azië. In de westerse wereld dient het masker nog slechts als vermomming. Een aparte plaats namen de →dodenmaskers in. . LITT. O.L.Riley, Masks and magie (1955). SCHOONHEIDSVERZORGING. Het doel van een kosmetisch masker is om de hoornlaag van een huid soepel te houden, en eventueel de zuurmantel te ondersteunen.

Men voelt zich daardoor verfrist. Een masker komt in poeder-, pasta-, gelei-, paraffineof kleivorm voor.

THEATER. In de oudheid gebruikte een acteur maskers om verschillende rollen te kunnen uitbeelden. Bovendien had het masker een vergrotende functie, wat nodig was voor de zeer grote theaters in de open lucht, waar de Griekse tragedies en komedies gespeeld werden. Het Romeinse toneel heeft het masker pas vrij laat toegepast, nl. ten tijde van Cicero. In de verdere Europese toneelgeschiedenis vindt men het masker steeds daar waar zeer specifieke typen moeten worden uitgebeeld, zoals in de sotternieën en de commedia dell’arte. Het moderne toneel past het masker geleidelijk weer meer toe (J.de Meester in 1952 voor Iphigeneia in Tauris van Euripides; G.Strehler in 1955 voor C.

Goldonis Knecht van twee meesters; E.Vos en W. Vesseur in 1962 voor De Perzen van Aischylos). Brecht gebruikte het masker als symbool van rang en stand: in Der kaukasische Kreidekreis dragen de aristocraten halfmaskers, de proletariërs niet. Van het niet-Europese toneel moeten de maskers van het Japanse →No-theater en die van de Javaanse wajang topèng worden genoemd. LITT. G.Krien, Der Ausdruck der antiken Theatermasken (1955); G.Burand, Les masques (1961); R.Wildhaber, Masken und Maskenbrauchtum aus Ostund Südosteuropa (1968); J.Gregor, Masks of the world (1968); A.Lommel, Masken (1970); L. Schmidt, Perchtenmasken in Österreich (1972).

< >