I. 3e nv. m. (mv.) van het pers. vn. van de 3e pers.: ik zal het — geven ; heb je geschreven?;
II. bez. vn. van de 3e pers., m./o. (mv.): — vaderland; — kinderen; — blijdschap was groot; met lidw.: dat zijn onze boeken niet maar de hunne; zelfst. gebruikt: de hunnen, hun betrekkingen, hun gezin: zij hebben geen brood voor de hunnen; het hunne, dat wat zij bezitten of waarop zij aanspraak hebben.