Gepubliceerd op 01-12-2020

zandverstuiving

betekenis & definitie

gebied met ‘levend’ stuifzand, d.w.z. een terrein met zo weinig begroeiing dat de wind vat krijgt op het dekzand, dat daardoor gaat stuiven. Zandverstuivingen zijn vooral ontstaan op heuvelachtige terreinen met een voedselarme, fijnkorrelige zandbodem en met een vegetatie die erg gevoelig is voor vernieling.

Wanneer dit laatste plaatsvindt, komt het zand bloot te liggen en kan het gaan stuiven. Zandverstuivingen zijn ontstaan door kappen van bos en overbeweiding, te vaak afbranden en te sterk afplaggen van heide. Dit leidde tot verdwijnen van de vegetatie waardoor de wind vrij spel kreeg met het zand. Ook langs schaapdriften (de paden waarlangs de schapen geleid werden) kreeg de wind vaak vat op het zand. Zo ontstonden ‘levende stuifzanden’. In de 19e eeuw waren er zeer vele van zulke zandverstuivingen op de Veluwe, in Noord-Brabant, Drenthe, Overijssel en in het duingebied.

In stuifzanden komen naast kaal zand ook rustige plekken voor met vegetaties van korstmossen, heidespurrie en buntgras. Daarnaast is er ook heide. Wanneer deze vegetaties de gelegenheid krijgen zich te ontwikkelen en uit te breiden zal het hele stuifzand dichtgroeien (vastgelegd worden). De ontwikkeling wordt versneld door bosaanplant en wanneer het gebied beperkt van omvang is. Door grootscheepse bebossingen zijn de meeste stuifzanden inmiddels verdwenen. Vele korstmossen zijn daarmee zeldzaam geworden.

De laatste Ned. stuifzanden zijn beschermd (o.a. Kootwijker Zand, Loonse en Drunense Duinen); in België zijn nog zandverstuivingen op de Kalmthoutse Heide (Wilgeduinen). Zandverstuivingen worden bedreigd door recreatie, militaire oefeningen of door dichtgroeien met vliegdennen. Soms probeert men het stuiven te bevorderen, b.v. door plaatselijk de heide af te plaggen, om daarmee dit type landschap met zijn levensgemeenschappen te behouden.