stuifzandgebied van ca. 20000 ha gelegen in de gemeenten Loon op Zand, Drunen en Helvoirt. Sinds 1922 tracht de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten in Nederland het gebied veilig te stellen d.m.v. aankoop en beheer.
In het begin van deze eeuw ging het om grotere oppervlakten; nu zijn de aankopen vooral gericht op het opkopen van kleine percelen die door o.a. stadsbewoners uit West-Nederland in de naoorlogse jaren met speculatieve verwachtingen waren gekocht (snipperverkavelingen). Thans is ruim 1500 ha in bezit van Natuurmonumenten. Het gebied van de Loonse en Drunense duinen, dat sinds de voorlaatste glaciaal (Rissijstijd) is overdekt met een tientallen meters dikke dekzandlaag, dankt zijn huidige aanzien aan menselijke activiteiten in de middeleeuwen. Door intensief afplaggen, branden en beweiden van het heidegebied kwam de zandondergrond weer bloot te liggen, waarop mede door de hoge ligging van het gebied de zuidwestenwind vat kreeg. O.a. het dorp Venloon moest vanwege het stuivende zand worden verplaatst (Loon op Zand). Aanleg van houtsingels in het oostelijke deel van het gebied moest het zand beteugelen.
Nu nog kan men hier en daar de noord-zuid lopende, zwaar met hakhout begroeide wallen in het terrein aantreffen. Flora en fauna zijn in het stuifzand weliswaar niet rijk, maar zeer specifiek. Geomorfologisch is het gebied als een van de weinige grote stuifzandgebieden in Nederland (en WestEuropa) van bijzondere betekenis. Vooral in het westelijke deel is de recreatiedruk zeer groot, een gevolg van de ligging t.o.v. bevolkingscentra als Tilburg en Rotterdam. Het gebied is geregeld als militair oefenterrein in gebruik. De westelijke flank wordt bedreigd door plannen om de weg van Tilburg naar Waalwijk (rijksweg 62) tot snelweg om te vormen en daarbij het tracé door de bossen van het natuurmonument te leiden.