Gepubliceerd op 01-12-2020

heide

betekenis & definitie

vegetatie waarin dwergstruiken uit de heidefamilie (Ericaceae) of de kraaiheidefamilie (Empetraceae) domineren. Men onderscheidt verschillende typen heidevegetatie.

Droge heide wordt gekenmerkt door struikheide of soms kraaiheide; vochtige heide wordt gekarakteriseerd door dopheide en vaak door pijpestrootje; op natte heide treft men dopheide en o.a. veenbies en ronde zonnedauw.Heide was oorspronkelijk de gemeenschappelijke weidegrond van agrarische gemeenschappen op de hogere zandgronden. De heide ontstond door intensieve beweiding van het bos, waardoor er geen jonge bomen meer opkwamen en het bos verdween. Ook werd bos wel afgebrand of gekapt. Met schaapskudden werd de heide beweid. De schapen voorkwamen dat er opnieuw bos opkwam. De schapen verbleven ’s nachts in een potstal, waarin men heideplaggen had gelegd.

Hierdoor kon een groot deel van de mest, vermengd met de plaggen, worden verzameld. Dit werd gebruikt voor de bemesting van de akkers. Toen dit systeem door de opkomst van kunstmest verdween, verdwenen ook de heidevelden grotendeels. Veel van de laatste heidevelden groeien dicht met bomen (o.a. vliegdennen, jeneverbesstruiken, berken, lijsterbessen) of worden vertrapt door te grote aantallen bezoekers of beschadigd door oefenende militairen.

In de 20e eeuw werden in West-Europa heidereservaten gesticht om enkele grotere gave heidelandschappen veilig te stellen, b.v. op de Veluwe ten noorden van Arnhem, de Kalmthoutse Heide ten noorden van Antwerpen en het reservaat Wilsederberg op de Lüneburger Heide.