Gepubliceerd op 01-12-2020

ontwikkelingslanden

betekenis & definitie

(derde-wereldlanden), benaming voor landen waar de sociaaleconomische en technische ontwikkeling in het algemeen ver beneden die van de geïndustrialiseerde landen ligt. Ontwikkelingslanden worden gekenmerkt door grote armoede van grote delen van de bevolking, hoge geboortencijfers, lage gemiddelde leeftijd, analfabetisme, slechte spreiding van kennis, weinig industrie, een hoofdzakelijk agrarische economie en een weinig ontwikkelde infrastructuur.

Vrijwel alle ontwikkelingslanden liggen in tropische of subtropische gebieden: Vele ontwikkelingslanden hebben te kampen met grote milieuproblemen.In de van oorsprong dunbevolkte gebieden van het tropisch regenwoud wordt een systeem van zwerflandbouw toegepast (shifting cultivation of ladangbouw), waarbij de op zich weinig vruchtbare bodem korte tijd gecultiveerd wordt en daarna voor geruime tijd aan zijn lot wordt overgelaten, waardoor het oerwoud gelegenheid krijgt zich te herstellen (→ landbouw). Door de bevolkingstoename (mede het gevolg van immigratie vanuit andere overvolle streken) is men echter gedwongen deze herstelperiode zover in te korten, dat de bodemvruchtbaarheid zich niet meer kan herstellen; na enige cycli kan het oerwoud dan niet meer terugkomen en maakt plaats voor laagwaardige vegetaties. Naast deze kleinschalige bedreiging van het tropisch regenwoud is er ook de minstens zo ernstige grootschalige bedreiging door grootschalige akkerbouw, veeteelt, mijnbouw en houtwinning. Deze grootschalige → ontbossingen leiden gemakkelijk tot erosie, terwijl bovendien de baten van deze activiteiten de plaatselijke bevolking niet ten goede komen.

In de dichtbevolkte delen van moesson-Azië doen zich andere milieuproblemen voor. De hier van oudsher beoefende natte rijstbouw is niet meer in staat de groeiende bevolking te voeden. Daarom is men ertoe overgegaan de produktie op te voeren (d.m.v. de → groene revolutie). De daarbij behorende grote mestdoses en bestrijdingsmiddelen leiden echter snel tot verstoring van het ecologisch evenwicht. Een andere oplossing voor het voedseltekort is het ontginnen van nieuwe landbouwterreinen. Deze zijn echter op ongunstige plaatsen, b.v. steile hellingen, gelegen en vallen daardoor snel ten prooi aan erosie.

Erosie speelt ook een rol in de berggebieden van de ontwikkelingslanden. Immers een intensieve beweiding of het kappen van bomen, b.v. voor brand- of timmerhout, stelt de bodem bloot aan erosie. Erosie van de bodem levert niet alleen daar ter plaatse problemen op, ook de lager gelegen gebieden hebben er last van. De watervasthoudende eigenschappen van de bodem verdwijnen immers. Daardoor worden de enorme hoeveelheden regen die in de regentijd in de bergen vallen, zeer snel afgevoerd, waarbij tevens veel slib wordt meegevoerd, waardoor benedenstrooms grote overstromingen gaan optreden. De overstromingen in India en Bangla Desj b.v. zijn het gevolg van ontbossingen in de Himalaja.

In aride en semi-aride gebieden hebben de bevolkingsgroei en de mogelijkheden van export naar het buitenland geleid tot intensivering van de veeteelt, en tot landbouw in daarvoor weinig geschikte gebieden. Beide activiteiten hebben reeds meermalen (o.a. in de Sahellanden) geleid tot grote milieuproblemen, met verdergaande woestijnvorming als resultaat.

Naast landbouw, veeteelt en bosbouw veroorzaakt ook de exploitatie van andere natuurlijke hulpbronnen milieuproblemen in de ontwikkelingslanden. Door de introductie van moderne vangsttechnieken raken veel visgronden overbevist. Een aantal diersoorten (o.a. olifanten, neushoorns, katachtigen) worden bedreigd door overbejaging (stroperij o.a. ten behoeve van het bont of ivoor). De aanleg van stuwdammen (vaak in het kader van ontwikkelingshulp) voor waterstandsregulatie en energiewinning heeft dikwijls veranderingen in visstand, drinkwatervoorziening en waterhuishouding tot gevolg. Lang niet altijd ten goede. Bepaalde ziekten (malaria, schistosomiasis) kunnen zich sterk uitbreiden, terwijl door de sterke groei van waterplanten het water in het stuwmeer ongeschikt wordt voor allerlei gebruiksdoeleinden (scheepvaart, zelfs elektriciteitsopwekking).

Schrijnend is ook dat bestrijdingsmiddelen (b.v. DDT) die in westerse landen verboden zijn vanwege hun gevaren voor het milieu, nog met grote hoeveelheden verscheept worden naar de ontwikkelingslanden . In de ontwikkelingslanden is hout, vooral sprokkelhout, de belangrijkste brandstof vooral voor de voedselbereiding. Ook hieraan is door de grote behoefte een ernstig tekort ontstaan. In de wijde omgeving van nederzettingen, vooral in de drogere gebieden, is geen hout meer te vinden. De arme bevolking is veel uren per dag kwijt met het bijeenzoeken van brandstof. De rest van de tijd is nodig voor het verkrijgen van voedsel. Er blijft dan ook geen tijd over voor ontwikkeling of andere activiteiten die mogelijk deze spiraal zouden kunnen doorbreken.

De steden in de ontwikkelingslanden hebben de laatste decennia een zeer sterke bevolkingsgroei doorgemaakt, niet alleen door de natuurlijke aanwas, maar vooral door de trek vanaf het platteland waar geen werk is, naar de stad. Maar ook in de stad is weinig toekomst. De meeste mensen zijn dan ook gedwongen genoegen te nemen met slecht betaald werk en moeten zich vestigen in een van de krottenwijken, waar geen waterleiding of riolering is. Deze krottenwijken zijn doorgaans opgetrokken op plaatsen die men niet geschikt vond voor bebouwing, zoals moerassige terreinen, steile hellingen. De situatie in de krottenwijken is voor de bewoners zelf uiterst ongezond, maar vormt ook een bedreiging voor de omgeving (besmettingshaard, ongedierte).

Een groot aantal internationale organisaties zet zich in voor een beter milieubeheer in ontwikkelingslanden. Hun taak bestaat er vooral in regeringen en bevolkingen bewust te maken van nadelige ecologische gevolgen van allerlei activiteiten en hen te helpen bij het zoeken naar oplossingen. Veel problemen kunnen echter pas worden opgelost door verbetering van de situatie waarin de bevolking leeft.

Litt. J.M.G.Kleinpenning (red.), Milieuproblemen in de derde wereld (1980).