vegetatietype dat voorkomt in een tropisch klimaat met een constant hoge temperatuur en een overvloedige neerslag. Karakteristiek voor het tropisch regenwoud is de grote variatie in hoge bomen, die over hun grootste lengte geen zijtakken hebben.
Hun uitgespreide kruinen vormen een weelderig, altijd groen dek op meer dan 30 m hoogte, waar sommige bomen nog weer ver bovenuit steken. Onder dit dichte bladerdek worden lagere etages gevormd door de kruinen van kleinere bomen en van jonge, nog opgroeiende woudreuzen. Dit alles vormt een dichte, veerkrachtige, min of meer homogene laag van bladeren en takken, doorwoekerd met lianen, 10—30 m boven de grond. Dicht bij de grond is het tropisch regenwoud relatief open, omdat er geen grassen en weinig struiken en kruiden op de bodem groeien.Deze wouden herbergen een zeer grote hoeveelheid planten en dieren, waarvan nog steeds niet alle soorten ontdekt zijn. Deze grote rijkdom wordt bedreigd door houtexploitatie en snel voortschrijdende ontginning, hetgeen al geresulteerd heeft in verregaande versnippering en op vele plaatsen tot ingrijpende en onherstelbare verandering van het karakter van het bos.
