benaming voor de versnelde produktietoename in de landbouw als gevolg van het gebruik van nieuwe zaadvariëteiten, grote hoeveelheden kunstmest en bestrijdingsmiddelen. De groene revolutie hangt nauw samen met het wereldvoedselvraagstuk.
De mogelijkheden tot het ontsluiten van nieuwe landbouwgronden in de landen van de derde wereld zijn beperkt. De vruchtbare gronden zijn nl. al in cultuur. Om tot een grotere voedselproduktie te komen zal dus de opbrengst per hectare landbouwgrond moeten worden verhoogd. Hiertoe staan de volgende maatregelen ter beschikking: 1. mechanisering, waarvoor toename van de bedrijfsgrootte en overschakeling op monocultures vereist zijn; 2. het telen van gewassen met een grote opbrengst, m.n. nieuwe variëteiten van tarwe, maïs, rijst en katoen; 3. het toedienen van grote hoeveelheden kunstmest met de juiste samenstelling; 4. een intensief gebruik van bestrijdingsmiddelen. Ondervoeding in de ontwikkelingslanden en hongersnood in Pakistan (1950) leidden tot de invoer van nieuwe tarwe- en rijstvariëteiten. In 1965 importeerde men nieuwe zaadsoorten in India, Pakistan, Bangla Desj, Indonesië en de Filippijnen.
De hooggespannen verwachtingen werden enigszins teleurgesteld. Wel bereikte men in enkele gevallen een grote toename van de produktie, zoals in India waar de tarweoogst van 11 mln. t (1966) naar 25 mln. t (1971) omhoog ging; in Pakistan haalde men een rijstoogst van 1,3 mln. t (1966), die steeg naar 2,4 mln. t (1971). Maar de produktietoename ging gepaard met ongunstige sociaal-economische en ecologische bijwerkingen.
De nieuwe zaadsoorten eisen een goede waterhuishouding en irrigatie, waarvoor investeringen en samenwerking tussen de individuele boeren nodig zijn. De zaden moesten vaak tegen hoge prijzen worden ingekocht; de benodigde kunstmest vroeg eveneens om investeringen, net als bestrijdingsmiddelen. Deze nieuwe aspecten in de landbouw maakten de samenwerking tussen de boeren nodig, zeker als het om kleine landerijen ging. Het traditionele gereedschap bleek vaak niet geschikt voor de moderne landbouw. Arme boeren hadden doorgaans te weinig land om het experiment met de nieuwe gewassen te wagen, terwijl landhervormingen en coöperaties door de grootgrondbezitters werden tegengegaan. Het gevolg was, dat de rijke boeren rijker en de arme boeren armer werden.
Ook leidde de groene revolutie tot een versnelde bodemerosie. Eenzijdige bemesting immers leidt tot uitputting van de grond, terwijl de grote hoeveelheden mest de groei van onkruid bevorderen, wat weer extra bestrijdingsmiddelen vraagt. Bovendien zijn nieuwe kweekrassen zeer gevoelig voor allerlei ziekten en parasieten. Het gebruik van grote hoeveelheden bestrijdingsmiddelen beïnvloedt het natuurlijke ecosysteem zeer nadelig.