Lexicon van de Psychologie

N. Sillamy (1965)

Gepubliceerd op 22-02-2023

SCHIZOFRENIE

betekenis & definitie

(Grieks: schizein = scheiden, doorklieven en phrèn = geest), pathologische toestand die gekenmerkt wordt door het verbreken van het contact met de omringende wereld, het zich terugtrekken uit de werkelijkheid, een autistisch denken (→ autisme). De schizofreen leeft in een archaïsche wereld; zijn waarnemingen zijn normaal en wat hij zich geestelijk verwerft is onaangetast, maar hij heeft een primitieve, prelogische mentaliteit (zijn gedachten volgen een persoonlijke, egocentrische, magische logica).

Teruggetrokken in zijn ziekelijke wereld schijnt hij traag en zonder interesse voor de wereld die hem omgeeft; hij leeft in de eenzaamheid van zijn dromerijen. Men heeft tevergeefs geprobeerd de oorzaken van deze aandoening op te sporen, een aandoening die over het algemeen in de → adolescentie aan het licht komt, maar geen enkele verklaring is tot nu toe bevredigend. Sommige schrijvers zeggen dat er sprake is van een organisch determinisme, van gevolgen van hersenvliesontsteking, maar men vindt geen specifieke letsels van schizofrenie (Vogt, 1954). → Freud wijst op het veelvuldig voorkomen van → onbewuste homoseksuele neigingen, Botten op het verlies van zelfrespect, een ondraaglijk gevoel dat de → motivatie zou zijn voor de vlucht uit de werkelijkheid. Zeker is een vroegtijdige verstoring in de relatie met de omgeving; de slechte intermenselijke verhouding ten gevolge van te weinig liefde in de kinderjaren. Schizofrenie ontwikkelt zich nu eens schoksgewijs, dan weer geleidelijk. Ze lijkt ontvankelijk voor → psychotherapie, ze kan ook behandeld worden met medicamenten, zeker met neuroleptica. → Achtervolgingswaan, Almacht, Autochtoon denken, Biotypologie, Bleuler, Depersonalisatie, Dissociatie, Ectomorf, Elektroshock, Functioneel, Hallucinatie, Hebefrenie, Magie, Mimiek, Misdaad, Negativisme, Neologisme, Psychose, Vlucht.