Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-06-2020

bakker

betekenis & definitie

(‘bakkәr) m. (-s ;-tje)

1. [→ bakken I 1] iemand die zijn beroep maakt van het bakken en verkopen van brood enz. : een koude -, broodverkoper die niet zelf het brood bakt; het is beter te gaan naar de dan naar de apoteker, aansporing tot eten.
2. [→ bakken I 3] in Friesland, gebakken stenen bol, groter dan een knikker : hij is an, is gesnapt, vliegt er in.

< >