I v. [Got. aha, verstand] opmerkzaamheid, aandacht: geven, slaan op; geef -! Gez. is meer dan duizend, behartiging van zijn zaken is veel waard; in nemen, letten op. Syn. → aanmerking (in nemen); zich in nemen, zorg dragen voor zijn gezondheid; zich voor iemand of iets in nemen, op zijn hoede er voor zijn.
Syn. zich hoeden, zich wachten.II [Idg. okto, twee viertallen]
A. telw.
I. hoofdtelw.
1. bn. zeven plus één: een vakantie van dagen.
2. zelfst. hoeveelheid die op zeven volgt: drie van blijft vijf.
Gez. de trein van -en, op slag van -en. van acht uur; hij deed het in -en, in acht malen; iets in -en breken, in acht delen; we zijn met ons of zijn -en, zij waren met hun -en, met acht personen. → man (lieden). II. rangtelw.
achtste: hoofdstuk Mei. B. v. (-en; -je)
1. Eig. het cijfer acht: een Arabische (8), Romeinse (VIII).
2. Metf. achtvormige figuur: koop eens van die -en van krakelingen.
3. Metn. dominosteen, kaart van 8 eenheden: de dubbele -; klaveren -.