Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

Gepubliceerd op 24-02-2020

zorg

betekenis & definitie

(zorch) v. (-en; -je)

I. Eig.

bekommernis, ongerustheid : heb daar maar geen over; de slaap verdrijft de -; hoe meer goed, hoe meer -; in verkeren omtrent een zieke; in voortdurende leven; hij is een zieltje zonder -; geen -en voor de tijd! maakt grijze haren; Scherts. dat zal mijn wezen! of mijn -! ik geef er niets om. →: korf. II. Metn.

1. [gevolg van I]
a. bewaking, oppassing, toezicht : zijn kinderen aan iemands toevertrouwen; de moederlijke -; de voor zijn gezondheid.
b. aandacht, zorgvuldigheid : met werken; dragen voor iets; heb daar wat meer voor.
c. pogingen aangewend om iets te doen gelukken of tegenspoed af te wenden : veel aan iets besteden.
2. a. ook m. Algm. persoon die vol zorg is : hij, zij is een rechte -.
b. Inz. trouwe dienstbode vol zorg : vraag het de oude eens.
3. leuningstoel waarin men van zijn zorgen uitrust, zorgstoel: in de gaan zitten.

< >