Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-07-2022

GRAAVE, GRAAF OF DE GRAAF (STAD)

betekenis & definitie

legt aan den linker oever der Maaze, ruim twee uuren gaans ten Zuidwesten van Nijmeegen, en zes uuren ten Noordoosten van ’s Hertogenbosch. De Stad is klein binnen haare Wallen, en kan in een vierdendeel uurs rond gegaan worden; doch zij is van verscheidene goede Vestingwerken voorzien, en daarenboven zeer sterk, uit hoofde van haare gelegenheid.

De Maas stroomt langs de Stad aan de Noordzijde, en vult derzelver wijde en diepe graften. Aan den anderen kant, heeft' men veele laage Landen, die door het Riviertje de Ranam, dat uit de Peel komt’, en somtijds over zijne boorden vloeit-, vogtig en diep gemaakt worden. In de wintermaanden, stroomt de Maas over de Landerijen, die onder de Stad geleegen zijn, en zet dezelven zo diep onder water, dat zij met kleine schuitjes bevaaren konnen worden. De Stad is, op zulke tijden, vostrekt ongenaakbaar voor den vijand.

De Vesting, werken bestaan uit vijf goede Bolwerken, die door vier Halve maanen bestreeken worden. De oude muur der Stad is, op sommige plaatzen, nog overgebleeven, en van verscheidene ronde toorens voorzien. Aan den anderen kant der Maaze, tegen, over de Stad, heeft men eene Schans, zijnde een Kroonwerk, opgeworpen, door welke de Vaart langs de Rivier beibhermd word. De Vestingwerken van Graave zijn zeer regelmatig en worden wel onderhouden.

In den aanvang van den Spaanschen oorlog, maakte ALVA zig meester van Graave, voorgeevende dat deszelfs Baron, WILLEM DE I, Prins van Oranje, tegen zijnen wettigen Vorst was opgedaan. De Stad werd, egter, op den 27 April des Jaars 1568, door zekeren SANDER TURK, den Spaanschen, bij verrassing, ontweldigd, en in den naam des Prinsen van Oranje overmeesterd. De tijding hier van kwam zo dra niet te Brussel, of men zond eenig volk naar Graave, om die Stad wederom te bemagtigen, TURK, de aankomst van deezen hoop verneemende, verliet de Stad, daar toen eene goede bezetting, onder den Spaanschen Overste BRACCAMONTE, in gelegd werd. De Ingezeetenen leden veel van de wreedheid deezes Oversten, tot dat zij, in ’t Jaar 1577, beslooten, zig van zijne dwingelandij te ontslaan.

De Regeering lokte hem ten dien einde op het klein Kasteel aan de Maaze, alwaar zij, in stilte, eenige gewapende Burgers had doen komen; en zo dra had men ’er hem niet binnen, of de brug werd opgehaald, en hij gevangen genoomen. Na eenige dagen, voerde men hem te scheep, naar Maastrigt.

De Prins van Oranje kreeg tijding van deezen wel gelukten aanslag, en zond de Stad eenig Krijgsvolk toe, met welks hulp men de Spaansche bezetting verdreef. De Stad bleef in de magt der Staatschen, tot in ’t Jaar 1586, wanneer zij door PARMA werd ingenomen. MAURITS, Prins van Oranje, kwam ’er, in ’t jaar 1602, voor, en maakte ’er zig, in ’t gezigt van’t Spaansche Leger, na twee maanden, meester van. De Spaanschen, en in ’t bijzonder GROBBENDONK, stelden zedert verscheidene poogingen in ’t werk, om Graave wederom magtig te worden.

Doch vergeefsch. De Staaten bleeven meester van de Stad, tot in ’t Jaar 1672. Wij hebben te vooren gesproken van den aanslag, dien de Franschen op 's Hertogenbosch voor hadden. Die Stad was slegt van volk voorzien, en in Graave lag eene bezetting van ruim vierentwintig honderd man, onder den Heere VAN WALENBURG.

De Staaten, bedugt voor ’s Hertogenbosch, waar aan veel meer dan aan Graave geleegen was, gaven WALENBURG bevel, om Graave te verlaaten, en’s Hertogenbosch ts bezetten. WALENBURG sattimelde, en wilde het besluit van den Prins van Oranje eerst afwagten; doch, door vernieuwde boden en scherpe bedreigingen verschrikt, trok bij, op den 2 Julij, ter Stad uit, en kwam dien zelfden avond, omtrent tien uuren, binnen 's Hertogenbosch. TURENNE, die voor Nijmeegen lag, kreeg zo haast geen berigt, dat Graave verlaate was, of hij deed de Stad opeisschen. De Regeering gaf voor, onzijdig te willen blijven; doch TURENNE stond stijf op het inneemen van Fransche bezetting.

Men moest hem dan Gemagtigden toeschikken, om over de voorwaarden te handelen. Ondertusschen ontving WALENBURG te 's Hertogenbosch eenen brief van den Prins van Oranje, en daar bij bevel, om Graave niet te verlaaten, of zo zulks reeds geschied was, zig in allerijl wederom naar die Stad te begeeven. Hij rijdt ’er dan, op den 4 Julij, met eenig volk naar toe. Voor de Poort gekoomen, eischte hij, dat men hem binnen liet, voorgeevende, dat hem een aanzienlijke Krijgsmagt volgde.

Ook kwam hij in de Stad. Doch de Franschen, die kondschap gekreegen hadden, dat men hun Graave, met eenen kleinen hoop volks, zogt te ontweldigen, zonden ’er eenige troepen op af, door welke WALENBURGS manschap onder weg geslaagen werd. De Stad moest zig vervolgens aan de Franschen overgeeven. Toen zij, in ’t volgende Jaar, de overmeesterde Steden in de Nederlanden verlieten, hielden zij Maastrigt en Graave nog in. Graave werd, in ’t Jaar 1674, door den Generaal RAPENHAUPT belegerd.

Het beleg duurde eenige maanden, tot dat de Prins van Oranje zelf voor de Stad kwam, en dezeive, op den 26 October, tot de overgave noodzaakte. Zedert dien tijd is Graave in der Staaten magt gebleeven.

Men heeft binnen Graave niet meer dan omtrent vier honderd huizen geteld, die voor ’t grootste gedeelte oud en zeer slegt gebouwd zijn. Daar zijn ook eenige soldaatenwooningen, in welke een gedeelte van de bezetting gehuisvest word. Men telt omtrent drie duizend Ingezeetenen binnen Graave. De Stad is van drie Poorten voorzien: de Maaspoort, de Haampoort en de Brugpoort. De Haampoort is een deftig gebouw: zij is zo groot, dat men ’er, in eenen tijd van belegering, wel twee Batailjons voetvolk in kan bergen, en men kan ’er mee geene bomben bij komen. Men had te Graave eertijds een fraai Kasteel, alwaar de Heeren van Kuik gewoonlijk hun verblijf plagten te houden.

Het was veel ouder dan de Stad; doch, in de laatste belegering van’t Jaar 1674, zeer beschadigd zijnde, heeft men het, eenige Jaaren daar na, afgebroken, om de Vestingwerken der Stad aan dien kant te bekwaamer te konnen verbeteren. De Stallen en Voorpoort van dit Kasteel zijn alleen overgebleeven. Van de Stallen heeft men een Wapenhuis gemaakt, waar in wapens voor drie of vier duizend man bewaard worden. Het staat onder het opzigt van eenen Kornmis, die door den Raad van Staate word aangesteld.

De Voorpoort dient tot eenen Kruidtooren. Het klein Kasteel, waar van wij te vooren, met een woord, gewag gemaakt hebben, en waar door de Maas beschermd word, is, ter gelegenheid van het vermeerderen der Vestingwerken langs die Rivier, ook te eenemaal geslegt.

Van negen of tien Straaten, uit welke de Stad Graave bestaat, loopen ’er vier uit op een groot Plein, rondsom het welke de beste huizen staan; behalven het huis van zijne Hoogheid, ’t welk door den Rentmeester der Domeinen bewoond word, en dat van den Prins van Hessen-Filipsdal, welke voor de fraaiste huizen van de Stad te houden zijn.

Men heeft twee Kerken binnen Graave. De voornaamste staat op de Markt, en was weleer aan St. ELISABETH toegewijd. Zij word van de Gereformeerden gebruikt, welker getal veel kleiner dan dat der Roomschgezinden is, en door twee Predikanten bediend. Een groot deel van deeze Kerk, is in ’t Jaar 1674, door de bomben, verwoest geworden.

De inkomsten derzelve zijn gering, en worden door twee Kerkmeesters bestierd, die ’er Jaarlijks aan de Regeering rekening van moeten doen. Door de spaarzaame bestiering dier inkomsten, is men in staat geweest, om deeze Kerk, in het Jaar 1739, merkelijk te verbeteren en te verderen. De andere Kerk werd, in den Jaare 1686, door WILLEM DEN III, Prins van Oranje, tot gebruik der Fransche vlugtelingen geschikt. Zij werd voor deezen door éénen Predikant bediend; doch alzo ’er maar twee of drie Fransche huisgezinnen te Graave zijn, is ’er, zedert het Jaar 1731, geen vast Predikant geweest.

Men heeft te Graave nog Nonnen van St. Franciscus Orde, die haar Klooster bewoonen, en deszelfs inkomen blijven genieten; mits dat zij eene Jaarlijksche erkentenis voor deeze gunst aan den Raad des Prinsen van Oranje, in den Haag, betaalen. Zij neemen haaren Godsdienst waar in eene Kamer van ’t Klooster, die egter te klein is, om alle de Roomschgezinden van Graave te bevatten: welken daarom nog' een ander Kerkhuis, tot het pleegen van hunnen Godsdienst, vergund word. De Algemeene Staaten hebben, in ’t Jaar 1731, beslooten, dit Klooster te baten uitsterven.

Daar is een Gasthuis voor krenken en elendigen te Graave, dat, onder andere inkomsten, de Tienden geniet van de Landen, die, braak gelegen hebbende, weederom op nieuws bebouwd worden. Het staat ouder de bestiering van drie Proviseurs of Opzigters, en één Ontvanger, die Jaarlijks aan de Proviseurs, welke uit de Regeering gekooren worden, rekening doet,

Vóór de laatste belegering der Stad, stond ’er, agter de Groote Kerk, een Weeshuis, dat, in die belegering, te eenemaan verwoest werd, en waar aan men zedert eenen Tuin gemaakt heelt, De inkomsten van uit Huis staan onder de bestiering van twee Directeurs, die met de zorg voor de opvoeding der Weezen belast zijn, en jaarlijks rekening aan de Regeering moeten doen.

Het Stadhuis, dat op de Markt staat, is het fraaste openbaar Gebouw van Graave. De plaats, in welke de gevangenen bewaard worden, was voor deezen onder ’t Stadhuis; doch men heelt ’er onlangs eenen Vleeschhal van gemaakt, De Vleeschhal is nu tot een Wagthuis geschikt.

Het Burgerregt van Graave was eertijds zeer gewild, Een vreemdeling rekende zig gelukkig, als hij een Burgerdogter van Graave ten huwelijk kreeg, zonder eenige andere Bruidschat, dan haar Burgerregt. Men heeft agt Ambagtsgilden te Graave, Onder de Roomschgezinden zijn nog zeven of agt Schutterijen, die ieder eenige inkomsten hebben, tot ondersteuning der armen, De Burgerij is in vier Kompagniën verdeeld, die ieder eenen Kapitein, eenen Luitenant en eenen Vendrig hebben. De Kloveniers schieten Jaarlijks naar den vogel. De Burgers van Graave hebben van ouds veele voorregten gehad, en onder anderen vrijheid van tollen in Braband, Gulikkerland, Gelderland, Holland en Zeeland.

De Regeering der Stad bestaat uit den Amptman, twee Burgemeesters, zeven Schepens, en agt Gezwoorens. De Amptman en de twee Burgemeesters neemen de Burgerlijke Regeering der Stad waar. De Amptman trekt Jaarlijks van de Stad twee honderd guldens wijngeld, en honderd en vijftig guldens correspondentiegeld. De eerste der twee Burgemeesteren word Burgemeester van den Heer, en de andere, Burgemeester van de Stad genoemd, welker Zegel hij bewaart.

De Burgemeesters worden Jaarlijks, door den Baron, op de benoeming van den Amptman, verkooren. Zij genieten ieder honderd guldens ’s jaars, behalven vijftig guldens comparitiegeld, en drie guldens negen duivers wijngeld. De Schepens, welke het Regterampt waarnemen, trekken, boven het Regt, dat zij van de handelingen genieten, welke voor hun verleeden worden, niet anders dan vijftig guldens comparitiegeld, en drie guldens negen duivers wijngeld. Zij oordeelen over alle Burgerlijke en Lijfstraffelijke zaaken.

Ten opzigte van de eersten kan men herziening van hunne vonnissen, bij den Raad van Braband, in den Haag, verzoeken. In de laatsten vellen zij beslissend vonnis, volgens een voorregt, dat Graave gemeen heeft met de andere Brabansche Steden. De agt Gezwoorens woonen den Raad alleen bij, wanneer ’er over eenige nieuwe belasting zal gehandeld worden, of over andere zaaken, welke de gantsche Stad aangaan. Zij genieten ieder niet meer dan een eerengeschenk van eenenveertig stuivers wijngeld in ’t Jaar.

De Schepens en Gezwoorens werden insgelijks Jaarlijks door den Baron, op de benoeming van den Amptman, aangesteld.

De Regeering heeft eenen Geheimschrijver in haaren dienst, die twee honderd guldens in ’t Jaar trekt, behalven vijftig guldens comparitiegeld. De Ontvanger der Stad word, voor zijn leven, door den Baron aangesteld, en trekt twee honderd guldens , behalven een wijngeld van drie guldens negen stuivers in ’t Jaar. Zijne ontvangst, waar van hij Jaarlijks aan de Regeering rekening moet doen, is niet zeer groot, en bestaat alleenlijk in de Stads excijnzen op de tabak, wijn, bier, enz. welke weinig opbrengen. Daar is ook een Onderschout binnen Graave, die te gelijk het Ampt van Rigterbode waarneemt.

Als Onderschout moet hij, nevens drie Geregtsdienaars, en drie Poorters, den Amptman en Schout ten dienst liaan. Voorts is ’er nog een reizende Bode binnen Graave. De Stad Graave doet Jaarlijks een geschenk van honderd guldens aan den Griffier van den Raad des Prinsen van Oranje, en betaalt honderd en vijftig guldens aan den Agent, dien zij, gezamentlijk met het Land van Kuik, in den Haag houd.

Het Regtsgebied der Stad strekt zig alleenlijk over eenen kleinen Polder uit, die Mars en Wijth geheeten is. De Schout is ’er Dijkgraaf over, zo wel als van de Dorpen Eescharen en Gassel. Hij is van zeven Heemraden verzeld, wanneer hij den schouw over de Dyken doet: en dit Kollegie van Dijkgraaf en Heemraden oordeelt over de boeten, welke men zulken moet opleggen, die verzuimd hebben, de Dijken behoorlijk te onderhouden.

De Leenkamer, die binnen Graave gehouden word, bestaat uit den Amptman, als Stadhouder van de Leenen, zeven Leenmannen , een Griffier en een Bode. Zij doet rekening aan den Raad des Prinsen van Oranje, in den Haag, en alle de Agterleenen, welke van de Baronnie afhangen, moeten voor deeze Leenkamer verheven worden. De Griffier is te gelijk Ontvanger van ’s Heeren Geregtigheden.

Het Kollegie van de Admiraliteit, ter Kamer op de Maaze, houd een Komptoir te Graave, alwaar de regten op de inkomende en uitgaande goederen ontvangen worden. Men heeft ’er, ten dien einde, een Ontvanger, een Kontrarolleur, en vier Kommiezen ter recherche. De Baron houd ook een afzonderlijk Komptoir te Graave, om zijne tollen van de goederen, die langs de Maaze gevoerd worden, te heffen. Het bestaat uit een Ontvangt", een Kontrarolleur en twee Visitateurs der vaartuigen.

Zedert het verminderen van de Vaart langs de Maaze, zijn de inkomsten van beide deeze Komptoiren merkelijk minder dan voor deezen,

De Stad Graave heeft, na tijds gelegenheid, doorgaans eene redelijke bezetting, Dezelve heeft haar verblijf, ten deele in de Kazernen of wooningen, voor haar geschikt, en ten deele,, bij de Ingezetenen in huis. Schoon deeze Stad een der voor

naamste sleutels van den Staat is, naar den kant van de Landen des Konings van Pruissen, voert, echter, de Bevelhebber derzelve, alleenlijk den Titel van Kommandeur. Zijn Ampt brengt hem omtrent duizend guldens in ’t Jaar op. Hij heeft daarenboven eene gemakkelijke wooning, die op kosten van het Land onderhouden word. Over de bezetting heeft hij het zelfde regt, als de Gouverneurs in andere Kerke Plaatzen hebben; doch in de Regeering en over de Burgerij heeft hij geen gezag altoos.

De Kommandeur heeft eenen Majoor onder zig, die, echter, geene vrije wooning heeft. Ook is ’er gewoonlijk een Ingenieur binnen Graave.

Het Wapen der Stad is een Hemelsblaauw Veld met agt zilveren Meerlen, tusschen twee zilveren Balken, in welks midden een roode ronde Burgt staat.

< >