Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-07-2022

GRAAVEN EN GRAAFLIJKHEID

betekenis & definitie

De Graaven waren, oudtijds, zo veel als Landvoogden der Fransche Vorsten, en bekleedden bijzondere Ampten, als die van Regter, Dijkgraaf, Woudgraaf, Vrijgraaven, Markgraaven, Burggraaven, Heirgraaven en Watergraaven, en onder meer soort gelijke benaamingen. Zij bkleedden het Ampt van Regter, over zeker District of Landschap, hun door den Vorst opgedraagen.

In tijd van vrede waren zij gehouden, regt en geregtigheid te oeffenen, zo wel in ’t Geestelijke als in ’t Waereldlijke. De kwaaddoenders moesten, diensvolgens, naar de Wetten van het Distrct, waar over zij waren aangesteld, door hun gestraft worden. Van hier dat alle nieuwe Wetten en Ordonnantien, door den Vorst gemaakt, aan hun gezonden werden, om in hun Graafschap openlijk te worden afgekondigd. Daarenboven waren zij gehouden, in tijd van oorlog, in hun onderhoorig District, een bepaald getal manschap op de been te houden, om den Vorst daar mede ten dienst te zijn; over welke manschappen zij als Krijgsoversten het bevel voerden.

Over een zeker getal dier Graaven werd doorgaans een Hertog aangesteld. Ook gebeurde het somtijds, dat één Graaf met twee of drie Graafschappen werd begunstigd; onder de jonge Frankische Vorsten vind men hier van verscheiden voorbeelden. Wanneer, daarentegen, een Landschap te groot was, om van wegen de meenigte van Inwoonderen, door één Graaf behoorlijk te kunnen bestuurd worden, werd het we! eens in verscheiden Landschappen verdeeld. Sommigen zijn stout genoeg geweest van te willen bepaalen, dat één Hertog twaalf Graaven onder zig moest hebben. Doch dit was geene vaste wet. Want, gelijk zo even gezegt is, en in ’t vervolg nog nader zal blijken, de eigenlijke Graaven hadden geenen Hertog boven zig.

Ook vind men dat sommige Hertogen niet meef dan vijf of zes Graaven onder zig hadden. Alle deeze Graaven bezaten, in den aanvang, hunne Graafschappen niet in eigendom, maar in den naam van hunne Oppervorsten, en enkel als Leenmannen van den Keizer of Koning. Zij en hunne Bijzitters in ’t Geregt, genooten, gemeenlijk, een derde deel van alle geldboeten en verbeurd verklaarde goederen. Somtijds hadden zij hunne erfgoederen, of wierden, indien zij hunne posten vlijfg waarnamen, of indien zij hunne vrienden ten Hove hadden, of om hunne aanzienlijke Huwelijksverbintenissen, door den Vorst .net eenige erfgoederen in eigendom begiftigd, het zij binnen of buiten hun Graafschap.

Deeze Graafschappen, welke zij als Leengoederen bezaten en bestierden, waren, in den beginne, niet erflijk, maar voor een zekeren tijd, of ten hoogstens voor hun leven, aan hun opgedraagen. Niet altoos ging dus die waardigheid op hunne kinderen over. Zonder aan een bepaalden tijd gebonden te zijn, gaf hun de Vorst een opvolger naar zijn welgevallen. Hunne zoonen droegen den naam van Jonkers.

Hoewel deeze waardigheid niet erflijk was, werden, nogthans, de zoonen, bij ’s vaders overlijden, indien zij bekwaam geoordeeld werden, om deeze waardigheid te bekleeden, anderen voorgetrokken. Wijders, zo als wij reeds hebben aangemerkt, waren ’er verscheiden soorten van Graaven. Door verloop van tijd, toen de Vorsten hunne Vorstendommen of Staaten erflijk gemaakt hadden, volgden de Rijksgraaven dit voorbeeldden ontvingen dezelve als onsterffelijke Leenen. Anderen maakten zig, door magt of geweld, van de Regeering ten eenemaale meester.

En dit was de reden, dat sommige Graafschappen, in ’t Roomsche Rijk, reeds ten tijde van CONSTANTYN DE GROOTEN, erflijk waren; welke Vorst de wet Lex Stavia de haeredit. uitgaf, waar in bepaald word, dat de Steden, Landerijen en Dorpen, welke den Graaven, als mede den Hertogen, Krijgsoversten en uitgediende soldaaten, tot hun onderhoud, waren toegeweezen, op hunne kinderen en erfgenaam en zouden overgaan.

Wat Frankrijk aangaat; sommigen zijn van gevoelen, dat de gemelde waardigheden, van Hertog, Graaf, enz. in dat Rijk, van de ouders op de kinderen hebben begonnen over te gaan, onder KAREL DEN EENVOUDIGEN; en dat de groote Heeren, die in ’t 'bezit van de gemelde bedieningen waren, en weinig ontzag voor KAREL hadden, of hem overal werk verschaften, zig in het bezit vestigden, en het aan hunne kinderen nalieten, zonder dat de Koning met dezelve anderen durfde begiftigen. Dien ’t lust, kan hier over nazien DOUZA, in het V. Boek zijner Jaarboeken. Anderen daarentegen gelooven, dat de waardigheid van Graaf, nevens andere Ampten, hier boven gemeld, erflijk zijn geworden onder HUGO KAPET, die dubbele reden had, om de Grooten aan zig te verbinden.

Wij gaan over, om de opkomst en magt der Hollandsche Graaven na te spooren. De oude Kerklijke Schrijvers, BEKA, HEDA en anderen, die hun gevolgd zijn, weeten veel van die oude Graaven te vertellen. Doch alles is zeer twijffelagtig en onzeker, zo als wij reeds, op de Artikelen van DIRK DE I en DIRK DE II, hebben aangetoond. Even onzeker is ook de aanwijzing van hunne magt, en van de voorwaarden, op welke DIRK DE I zijn Graafschap ontvangen heeft.

Doch alzo, vóór hun, aan de zogenaamde Koningen der Batavieren, niet zo zeer eene onafhanklijke magt, als ’t gezag om de beveelen van hooger hand uit te voeren, gegeeven was, en zelfs uitlandsche Schrijvers hebben aangetekend, dat de heerschappij der Vorsten, in deeze Landen, door wetten bepaald, en door de besluiten der Staaten gematigd werd, kan men daar uit zekere gissing maaken, dat de Regeering der Republiek van Holland, in die tijden, als tusschen beide is geweest, en de zelfde, welke zij van hunne voorouderen ontvangen, en vervolgens aan hunne nakomelingen nagelaaten hebben. Dit is waarschijnlijk, inzonderheid om dat het bezwaarlijk valt te gelooven, dat zo wel de magtigste Steden, als de Edelen, aanzienlijk door hunne middelen, uit hunne gewoone gelijkheid, spoedig tot eene ongewoone ongelijkheid zouden hebben willen vervallen. Van de andere zijde is ’t kennelijk, dat de grootheid der volgende Graaven, door de aaneenkoppeling van Vorstendommen, voornamelijk onder het bestier der Huizen van Bourgondie en Oostenrijk, zeer toegenoomen zijnde, de vrijheid op den oever van haaren ondergang gebragt was; zo als op de Artikelen van ieder dier Graaven blijken zal, en reeds op eenige is aangetoond.

De voorwaarden van de heerschappij der Graaven waren deeze:

1. Geene Graavin neeme een man ten huwelijk, anders dan op goedvinden der Staaten.
2. Geene Ampten van Raaden, Rentmeesters, Schouten, Baljuwen, zullen anders dan aan inboorlingen gegeeven worden.
3. Den Staaten staat het vrij, Staatsgewijze te vergaderen, zo vaak en daar het hen gelieven zal, zonder daar toe alvoorens aan de Graaven verlof te vraagen.
4. Geen nieuwe tollen of belastingen mogen geheeven worden, dan met goedvinden van de Staaten.
5. Geen oorlog aan te vangen, tot bescherming van buitenlandsche goederen, of om verbintenisse met andere Vorsten gemaakt, dan met goeddunken der Staaten.
6. Dat die Vorsten in hunne brieven de Duitsche Taal gebruiken.
7. De Vorstelijke munt niet te verhoogen of te verminderen, dan met bewilliging der Staaten.
8. Geen gedeelte van het Graafschap te verminderen of te vervreemden.
9. De Staaten noch Ingezeetenen buiten het Graafschap te regt ter dagvaart te mogen roepen.
10. Dat de Graaf verpligt zal zijn, alle beden in persoon te doen, en niet door zijnen Stadhouder, en geene schatting vorderen, dan die, waar in vrijwillig geconsenteerd is.
11. Het Regt en de Justitie, door den gewoonen of ordinairen Regter, te doen bedienen.
12. De oude Gewoonten, Wetten en Costumen onverbreeklijk in waarde te laaten blijven; en indien de Vorst daar tegen eenig besluit neeme, dat niemand der Ingezeetenen Verpligt zal zijn, daar aan te gehoorzaamen.

Deeze regten en voorregten des volks zijn wel een tijd lang onderhouden; noch naderhand, op dat de aart der Vorsten, door kwaade konstenarijen der hoofsche vleiers, niet tot de hoope eener onwettige heerschappij zou verleid worden, eerst stukswijze beschreeven, en door de Vorsten ondertekend; en ten laatsten, op de klagten der Staaten, dat veele grondwetten van de oude Republiek, door onbruik, werden om verre gestooten, zo van anderen, als voornamelijk van Vrouwe MARIA VAN BOURGONDIEN, bij een vergaderd, en ter eeuwige gedagtenisse bezegeld. Alhoewel die van Holland, in navolging eens Vorstendoms, de orde van de Geslagten volgden, hebben zij niettemin, om te toonen dat de heerschappij niet voortkwam uit des vaders erffenisse, maar uit eene algemeene toestemming des volks, dat is, door deszelfs Souveraine vertegenwoordigers, niemand voor hunnen Vorst erkend, ten ware zig dezelve alveorens, onder eede, aan de Staaten had verbonden, ’s Lands Wetten, Gewoonten, enz. te zullen onderhouden. Na dat de Vorst dit had bezworen, werd vervolgens aan hem de eed van getrouwheid gedaan.

Wij laaten hier volgen, eene Lijst der Graaven van Holland, fzo als zij, uit bijzondere Huizen, elkander zijn opgevolgd.



Uit den Huize van
Holland.

I. DIRK DE I. stierf 901 of 903. regeert 40 Jaaren.
2. DIRK DE II. stierf 987 of 988. regeert 85 Jaaren.
3. ARNOUT. stierf 993. regeert 5 Jaaren.
4. DIRK DE III. stierf 1039. regeert 46 Jaaren.
5. DIRK DE IV. stierf 1048. regeert 9 Jaaren.
6. FLORIS DE I. stierf 1061 of 1062. regeert 13 Jaaren.
7. GEERTR.VAN SAXEN. afges.1064. regeert 2 Jaaren.
8. ROBBERT DE VRIES. stierf 1071 regeert 7 Jaaren.
9. GOVERT MET DE BULT. stierf 1075. regeert 5 Jaaren.
10. DIRK DE V. stierf 1091 of 1092. regeert 17 Jaaren.
11. FLORIS DE II. stierf 1123 of 1124. regeert 31Jaaren.
12. DIRK DE VI. stierf 1157 of 1163 . regeert 40 Jaaren.
13. FLORIS DE III. stierf 1190. regeert 27 Jaaren.
14. DIRK DE VII. stierf 1203 of 1204. regeert 13 Jaaren.
15. ADA. stierf 1204. regeert 1 Jaar.
16. WILLEM DE I. stierf 1223. regeert 19 Jaaren.
17. FLORIS DE IV. stierf 1234 of 1235. regeert 12 Jaaren.
18. WILLEM DE II. R. Koning. stierf 1255 of 1256. regeert 20 Jaaren.
19. FLORIS DE V. vermoord. 1296. regeert 41 Jaaren.
20. JAN DE I. vermoord 1300. regeert 4 Jaaren.



Uit den Huize van
Henegouwen.

21. JAN DE II. stierf I305. regeert 5 Jaaren.
22. WILLEM DE III. stierf 1337. regeert 32 Jaaren.
23. WILLEM DE IV. stierf 1346. regeert 9 Jaaren.
24. MARGRETA. Keizerin. stierf 1351. regeert 5 Jaaren.



Uit den Huize van
Beijeren.

25;. WILLEM DE V. word krankz. stierf 1371. regeert 20 Jaaren.
26. ALBERT. stierf 1404. regeert 33 Jaaren.
27. WILLEM DE VI. stierf 1417. regeert 13 Jaaren.
28. JAN DE III. stierf 1424. regeert 7 Jaaren.
29. JACOBA. doet afstand 1433. regeert 9 Jaaren.



Uit den Huize van
Bourgondien.

30. FILIPS DE GOEDE I.stierf 1467. regeert 34 Jaaren.
31. KAREL DE STOUTE. stierf 1477. regeert 10 Jaaren.
32. MARIA. stierf 1492. regeert 5 Jaaren.



Uit den Huize van
Oostenrijk.

33. MAXIMIL. doet afstand 1494. regeert 12 Jaaren.
34. FILIPS DE II.gestorven. 1506. regeert 12 Jaaren.
35- KAREL DE II. doet afstand 1555. regeert 49 Jaaren.
36. FILIPS DE III. afgezworen 1581. regeert 26 Jaaren.

Met de afzweering van FILIPS is het Graafschap vernietigd, zo als op het Artikel daar van omstandig is aangetoond.

< >