Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 31-10-2023

BOSSU, Maximiliaan

betekenis & definitie

Graaf van, of anders, MAXIMILIAAN DE HENIN, Graaf van Bossu. Op het Art. BORSSELE, en wel bij MAXIMILIAAN VAN BOURGONDIEN, Heer van ter Veer, hebben wij gezien, dat die, bij uitersten wille, dezen MAXIMILIAAN DE HENIN, tweeden zoon van JOHAN DE HENIN, Heer of Graaf van Bossu, en van ANNA VAN BOURGONDIEN, oudste zuster van Heer MAXIMILIAAN, zijne goederen vermaakte; doch dat de erfgenaam daar bij weinig voordeels had, vermits de meeste zijner goederen, op aandrang der schuldeischers, moesten verkocht worden.

Grooter vooruitzicht baarde hem de gunst, die de Hertogin VAN PARMA hem betoonde, door hem, in ’t jaar 1567, bij voorraad, geduurende het afzijn van Prins WILLEM VAN ORANJE, tot Gouverneur en Opper-Houtvester over Holland aantestellen. Na dat deze Vorstin uit de Nederlanden vertrokken was, bediende de Hertog van ALBA zig van hem. Het eerste, dat wij van aanbelang, van zijne bedrijven, ten voordeele van den Koning, van hem gemeld vinden, is, dat ALBA hem, in den jaare 1572, met eenige vaandelen knechten naar den Briel zond,om die plaats te heroveren, of ten minsten de Watergeuzen, in hunnen aangevangen loop te stuiten. Bossu stak, gelijk men weet, met zijne manschap, van Schiedam en Maaslandsluis over, en landde op het Eiland Voorne, vermits de beruchte Graaf VAN DER MARK te zwak was, om hem het hoofd te bieden. Doch, hoe elendig zijne Spanjaards, door het openen van de Sluis, voor den Briel verwelkomd zijn geworden; hoe BOSSU, in zijne vlucht, voor Dordrecht het hoofd stiet, met list binnen Rotterdam kwam, en welken moord hij aldaar aanrichttede, zal op de Artikelen van die Steden verhaald moeten worden.

Zijn gedrag te Rotterdam en Delfshaven, welke plaatsen hij bij nacht overviel, en ’er afgrijslijke wreedheden pleegde, veroorzaakte dat de liefde des volks tegen hem in haat veranderde, en ieder weldenkend ingezetene verheugd deed zijn, dat hem, dien men zeide moordenaars aantevoeren, zijn oogmerk, om Schoonhoven, dat door LUMEIJ belegerd was, te ontzetten, mislukte. Beter slaagde hij in den scheepstrijd op het Haarlemmer Meer, en in zijne onderneemingen in Waterland, daar hij, nu met winst en dan met verlies, gewigtige zaaken ten dienste des Konings ondernam. Wij bepaalen ons liefst tot een omstandig verhaal van zijn gedrag op de Zuider Zee, in ’t jaar 1573, als zijnde de voornaamste zijner daaden, schoon schandelijk voor hem uitgevallen; ten gelukke, echter, van ’t Vaderland: want van dien dag hing het behoud of verlies van gantsch Noordholland af.

Op het Art. BOSHUIZEN, hebben wij gezien, dat ’er, bij de Schrijvers, verschil is over het getal der schepen, waarmede ALBA zig meester van de Zuider Zee zocht te maaken; wordende dit getal nu op twintig, dan op dertig, dan weder op agttien bepaald. (Men zie, het geen ik daar van gezegd heb in mijne Amsteldamsche Jaarboeken, II. Deel, bl. 131). Om dit geschil weg te neemen, volgt hier de lijst der schepen.

Oorlogschepen Bevelhebber Koppen

1. De Inquisitie de Graaf van Bossu,

Admiraal 180 en 200 Sold.

2. De Heilige Geest F. van Boshuizen,

Vice-Admiraal 115.

3. De witte Valk Paulus Loo 100.
4. Jan Symonsz. Rol 100.
5. De bonte Koe Jonker Arent van

Haemstede 90.

6. De Roze Johan Deyll 90.

7. De graauwe Valk Jacob Claes 90.
8. De witte Haan Fredrik Thomasz 90.
9. De vliegende Arent Boudewijn de Schoone,

Dirksz 90.

10. ’t Vliegende Hart Symon Cornelisz.

de Gude 60.

11. De zwarte Ruiter Anthonis Jacobsz 60.
12. De Rave Jonge Johan Deyll 48

te zamen 1313 koppen.

Oorlogsboten of Jachten Bevelhebbers Koppen

transp. 1313 koppen.

1. De swarte vliegende

Arent Mattheus de Jonge

Vleet 30

2. De Aap Artus van Schuilenberg 30
3. De Exter Andries Knobout 30
4. De Haan Michiel van Hagenault 30
5. De vliegende Draak Adriaan Craal 30
6. De Haas Jan Duvens 30

te zamen 1493 koppen.

De schepen, welke de Noordhollanders in het Y haddden doen zinken, beletteden, den eersten dag, deze Vloot over de ondiepte te komen; maar den volgenden dag bediende zij zig van hooger getij. Op het naderen van dezelve, werd, door den Admiraal van Noordholland, CORNELIS DIRKSZ, krijgsraad beleid, en in denzelven in overleg genomen, of ‘t veiliger ware, den vijand op het Y aantetasten, of hem in dieper water aftewachten; welk laatste het raadzaamst geoordeeld werd. Dus namen de Noordhollanden de wijk naar Pampus; waardoor de vijanden, volgens hunnen aart, van hoogmoed begonnen te zwellen, en ondernamen de schans te Schellingwoude, te water en te land, aantetasten. De Overste BROEKHUIZEN, de Vloot ziende wijken, dacht, van alle hulpe verstooken, best te zijn, de vlucht naar Edam en Monnikendam te neemen. Groot nadeel veroorzaakte hij daardoor aan de Dorpbewooneren, wien hij, in hoope van ontzet, verboden had, hunne goederen vooraf weg te voeren. De vijanden plonderden dus, zonder hinder, alles wat hun voorkwam. Hadde ten dien tijde de vreeze de Noordhollanders niet te zeer bekneld, zij hadden de vijandlijke schepen ligtlijk kunnen overvallen.

Dan, dank zij die van Hoorn, Enkhuizen en andere Steden, welken, door het zenden van schepen en manschap, dien moed der Noordhollanderen deeden herleeven. Hunne Vloot bestond toen uit vier-en-twintig schepen, doch was schaars van volk voorzien; dus kwam men tot het manlijk besluit, dat een gedeelte der Hoornsche Schutterije zig naar de Vloot zou begeeven. Doch toen de looting reeds geschied was, oordeelde men ’t voegelijker, die manschap, ter bewaaringe van de Stad te doen binnen blijven, en de helft van de Bezettinge, onder den Kolonel RUIGHAVER, derwaarts te zenden, zo als ook geschiedde.

Inmidddels gedroeg de vijand zig als reeds meester zijnde, doende den Noordhollanderen niet dan alle bespottingen smaad aan. BOSSU dacht het zelfs tijds genoeg te zijn, om zijne overwinning te vervolgen: des hield hij zig bezig met het beschouwen van de overwonnene Schansen. ’t Geen bij dit alles den Staatschen ten voordeel strekte, was het onstuimig weder,’t welk het water voor de Spaanschen onbruikbaar maakte, en de anderen de schoonste gelegenheid gaf om zig te versterken. BOSSU begaf zig andermaal naar de Stad, om met den Hertog nader raad te houden. Op den 3den October vertrok hij weder naar de Vloot, en kwam, twee dagen daarna, met zijn schip eerst over Pampus; wordende hij, die nu bevel tot slaan had gegeeven, omtrent het Eiland Marken geduldig afgewacht, door hen, die hij dacht reeds overmeesterd te hebben.

Kort daarop geraakten de beide Vlooten aan den gang. De Noordhollanders zochten niets dan te enteren, ’t welk BOSSU, door gestaadig schieten, trachtte te verhinderen, zo dat die en de volgende dag met het houden van schutgevaarte doorgebragt werden; tot dat eindelijk de Noordhollanders twee vijandelijke schepen aan boord klampten, en hunne partij noodzaakten, als mannen te strijden. Op één der twee aangevallene jachten gebood ARTUS SCHUILENBURG, die de zwager van den Vice-Admiraal BOSHUIZEN was; het jacht, dat hem aanviel, stond onder bevel van JACOB VAN TILL, die het ook, met den derden aanval, overweldigde; wordende SCHUILENBURG, met nog zes of agt anderen, gevangen naar Hoorn gezonden, en de overigen om ’t leven gebragt. Slechts twee man waren ’er van VAN TILL gesneuveld, doch hij zelve en twintig der zijnen gekwetst.

Het jacht de Aap werd daarna, van het geschut ontbloot zijnde, door den vijand hernomen. Het tweede Jacht werd aangevallen door DAMES FREDRIKSZ van Monnikendam; deze werd door BOSSU ZO sterk met geschut begroet, dat vijftig van de zijnen te gelijk neder vielen: des moest hij, daar hunne dreggen afgekapt werden, zijnen buit verlaaten, niet evenwel zonder vooraf veele Spanjaarden daarop te hebben doen sneuvelen. Verbaazende was het aantal der dooden en gekwetsten op dien dag; onder de laatstgenoemden was de meergemelde CORNELIS DIRKSZ. De Spanjaarden schreeven zig reeds de overwinning toe. Om zig daarvan te meer te verzekeren, was aan de hunnen, die toen Alkmaar belegerden, en de Waterlandsche Dorpen bezet hadden, bevel gegeeven, dezelven op dien dag in brand te steeken, in de overtuiging, dat veelen der vlootelingen den moed zouden verliezen, wanneer zij de vlam hunner huizen ten hemel zagen rijzen. Doch hierin bedroogen zij zig: want het was niet hun verflaauwde moed, maar de wind, die het gevecht op dien dag deed eindigen.

Ook was de wind oorzaak, dat de Noordhollanders meer naar Hoorn gedreeven waren, en bij Neck het anker hadden moeten werpen, bestaande toen de vijanden hunne voorheen gehouden plaats. Vóór het aangaan van den strijd, had BOSSU zig verbeeld, dat de bloode Noordhollanders, gelijk hij hen noemde, het gevecht niet zouden hebben durven onderneemen. Doch SIMON ROL gaf hem een ander bericht, zeggende: dat de dapperheid van hun, die van zijn eigen lantaart waren, hem al te wel bekend was; dat het een volk was, bij de zee opgewiegd; een volk, dat gevaar noch arbeid schroomde; dat de Admiraal hunne dapperheid zou zien; dat hij derhalven alle voorzichtigheid, wilde hij voordeel op hen behaalen, te werk moest stellen, zijnde het minder moeite zijnen vijand te verachten, dan hem te overwinnen; al het welke door BOSSU met lachen en verachting beantwoord werd. Doch welhaast zullen wij zien, dat hij buiten den waard gerekend had.

Schoon de vijand de vijf volgende dagen den wind genoegzaam geheel in zijn voordeel had, zag men hem, echter, weinig verrichten; doch zo dra van de andere zijde, de gelegenheid zig een weinig gunstig vertoonde, hield men zig niet bezig met schermutselen, maar men zocht, om zig niet langzaam te laaten vermoorden, den vijand met de gantsche magt aan te tasten. Niets verhinderde dit, dan gebrek aan kruid, en middel om het te bekomen: dus moest men, in een vollen aanval, sterven of overwinnen.

De Regeering, die van het gemelde gebrek niet onkundig was, vermaande daarom den Admiraal tot het aan boord klampen, om, ware ’t hem mogelijk, met den degen in den vuist, hun de overwinning te ontweldigen. Toen hij op ’t punt stond om den vijand aantevallen, en zijn volk van begeerte brandde om aan den strijd te komen, ja als uitzinnig was, schreef SONOIJ hem, zig nog eenige dagen van ’t gevecht te moeten onthouden. Doch de dappere CORNELIS DIRKSZ verbrandde den brief, en in plaatse van het bevel na te komen, zette hij het, met een zuid-oosten wind, op den vijand aan. BOSSU, hoe onverwacht dit hem ook voorkwame, maakte zig mede gereed; doch, gelijk men naderhand vernam, was des Graven tafel gedekt, en hij gereed om het middagmaal te houden, toen de Noordhollanders hem de spijze kwamen opdisschen. De Stuurman van CORNELIS DIRKSZ nabij de Inquisitie komende, wendde van schrik het Roer; doch zekere JAN FLORISZOON stiet hem daar af, nam den helmstok in de hand, en zette het recht op den vijand aan: en, gelijk het meer gebeurt, dat de bloode het grootste gevaar loopt, zo gebeurde het ook hier; wordende de eerstgemelde Stuurman het eerst doorschoten, in ‘t aanzien van JAN FLORISZOON, die hem vervolgens aan een zijde lag.

Alomme op de Noordhollandsche wallen hoorde men het gedonder van ’t geschut; en de zuchten der waare Vaderlandenen steegen met den rook en damp ten hemel. De moedige zeehelden drongen terstond midden op den vijand in, ontzagen gevaar noch dood, maar streeden manmoedig tot behoud van het geen nog overig was, en tot wraak van ’t geen zij verlooren hadden, maar voornaamlijk tot behoud van hunne landgenooten.

Het eerste onheil, dat BOSSU wedervoer, was, dat hem belet werd, zijn anker te werpen, ’t geen hij had moeten doen, om door den stroom niet afgedreeven te worden. Zijne bestrijders, dit voorziende, vervingen het ten halven wege. De Noordhollanders vielen, vermits zij minder van geschut voorzien waren, met handwapenen op den vijand in; anderen wierpen, van boven van de Raa’s met vuurpotten en ongebluschte kalk: waardoor den Spanjaarden niet weinig nadeel toegebragt, en tevens hunne dagorde gebroken werd.

Bossu vond zijn hevigste partij in PIETER BACK EN JACOB TRIJNTJES, die ter wederzijde van hem lagen, terwijl Kapitein DE BOER zig van achteren tegen den Spiegel plaatste. Deze werd, echter, genoodzaakt aftehouden; doch de Admiraal en de twee anderen maakten zig aan BOSSU’S schip vast, en zakten al vechtende met hetzelve af, tot dat zij aan de Neck bij Weijdenesse aan den grond geraakten. Geduurende het gevecht muntte in onvertzaagdheid uit zekere JAN HARING, die de stoutheid had van op het vijandlijke schip over te springen, naar den mast te klouteren, en de Admiraalsvlag van boven te haalen; doch deze in de daad roekelooze onderneeming moest hij, in ’t afklimmen, met den dood bekoopen: hij werd, met een snaphaankogel, in de borst getroffen. De moed der Noordhollanderen nam hand over hand toe. Eén der vijandlijke schepen werd met geweld overmeesterd; doch het zonk zo dra het van het volk en geschut ontlast was. Vijf van de kleinsten, op het droog zittende, werden met minder moeite bemagtigd, daar zij vreesden anders verbrand te zullen worden.

Zeer ongetrouw werd BOSSU, van meest alle de anderen, die zig over Pampus te rug begaven, verlaaten. Eenigen van hun, op de ondiepte geraakende, wierpen 't geschut over boord, en lieten dus hunnen Admiraal in de magt zijner vijanden. ROL noodzaakte hun, zegt men, de vlucht regelrecht naar Amsteldam te neemen; en het is niet onwaarschijnelijk, hadden de Noordhollanders in staat geweest deze vluchtenden te vervolgen, dat zij alles overmeesterd zouden hebben: schoon sommigen van hun ’t vervolgen aanrieden, waren ’er, echter, anderen, die van oordeel waren, dat zulks met het naderen van den nacht te gevaarlijk was; waarbij kwam dat zij verpligt waren, aan de gekwetsten de noodige hulp toe te brengen.

Bossu bleef inmiddels van de drie schepen, die hem aangevallen waren, omsingeld. Dit, echter, moet tot zijnen lof gezegd worden, dat hij zig gedroeg als een dapper krijgsman, die niets verzuimde wat tot zijne ontzetting dienen kon. Hij stond pal in zijn ijzeren harnas, met een Rondas in de eene, en ‘t Zwaard in de andere hand, als van buiten gewapend tegen de magt der vijanden, en van binnen tegen het ongelukkig lot des oorlogs. Uit zijne oogen scheen een vuur te flikkeren, aangestookt door spijt over de mislukking zijner gewaande overwinninge; door de lafhartige verlaating der zijnen; door den moed en de dapperheid der vijanden, die gestadig met grof en klein geschut op hem aanvielen, bedienende zig van zodanige brandbaare stoffen, dat niemand der Spaanschen zig meer op het verdek durfde vertoonen. Deze gelegenheid namen de Noordhollanders waar om over te springen, doch veelen van hun liepen daarmede den dood te gemoet, vermits de Spanjaarden, voor eene laatste pooging, hunne spietsen en ander geweer gebruikten, om de overloopers te vellen.

Gelukkig was het voor de moedige bestrijders, dat zij zig zo digt onder Hoorn bevonden: want vandaar werd hun onophoudelijk nieuwe manschap gezonden, in plaatse van de dooden en gekwetsten, die naar den wal gevoerd werden. Burger noch boer schroomde zijn leven te waagen, om in dezen jongsten nood het Vaderland ten dienste te staan.

BOSSU zig eindelijk overwonnen ziende, nadat hij agt-en-twintig uuren, over nacht en dag, tegenstand geboden had, en van zijne driehonderd man niet boven de veertien of vijftien ongewond gebleeven waren, gaf zig uit nood over aan den Admiraal CORNELIS DIRKSZ, den Hopman RUICKHAVER en JOACHIM NIEWENDIC, op voorwaarde dat het leven der zijnen gespaard, en hij eene eerelijke gevangenis bekomen zou. Ook werd bedongen, de gevangene Soldaaten uittewisselen, en de overigen voor een maand gaadje te lossen; doch de Oversten der Spanjaarden weigerden daaraan geloof te geeven, voor dat zulks, door de Staaten van Westfriesland en door SONOIJ, bevestigd was.

Volgers aantekening van de geloofwaardigste Schrijvers, beliep, behalven een menigte van den adel, het getal der gevangenen bijna drie honderd; doch in de brieven, aan ORANJE geschreeven, vindt men slechts van twee honderd gemeld.

Veel moeite had de Magistraat, toen BOSSU te Hoorn binnen gebragt werd, om het gemeen in toom te houden, dat hem, al morrende, met bits verwijt en scherpe bedreigingen, zijne moorderijen te Rotterdam, Delfshaven en elders gepleegd, verweet, en zig zeer begeerig toonde, zulks aan hem te wreeken. Men behandelde hem als een man van staat; onthaalde hem zeer beleefd, en gaf hem het Weeshuis tot zijn gevangenis. Zijn vaandel werd te Hoorn in de Kerk, met gejuich en dankzegginge, opgehangen. Zijne gevangenis duurde tot na de Gendsche Bevrediging, wanneer hij, met veele anderen ontslagen werd. Alvoorens had hij, in ’t jaar 1575, vandaar aan den Prinse VAN ORANJE geschreeven, dat hij iets goeds tot bevordering der vrede en zelfs tot de uitwisseling van den Graaf van Buuren (PHILIP WILLEM, ’s Prinsen oudsten zoon, die in Spanje gevangen zat), tegen zijn persoon zag te wege te brengen, zo men hem een keer naar Brussel wilde laaten doen. Dan, ORANJE antwoordde hem kortlijk, dat de toestand des tijds zijne reize naar Brussel als nog niet gehengde; en te minder, daar zijn uitwisseling tegen, den Graave van Buuren op een losse en onzekere hoop steunde.

In het volgende jaar, kort na het sluiten der gemelde Bevrediging, werd BOSSU, onder eene sterke wacht, naar Zeeland gevoerd, alwaar de Prins hem, waarschijnelijk, tot het verlaaten der Spaansche zijde heeft trachten te beweegen; dat hij ook eerlang, na zijn ontslag, genoegzaam openlijk deed blijken, met zijn gedrag te Utrecht, alwaar hij, uit last der Algemeene Staaten (1577) gezonden was, en hielp bewerken dat het Slot Vredenburg door de Spanjaards verlaaten werd. Doch alzo hij den Roomschen Godsdienst aankleefde, was de Geestlijkheid, bij de verwarring, die toen in ’t Sticht plaats had, hem meer geneegen dan ORANJE, en den Heer VAN HIERGES, die ’er de bevelen van Don JAN wilde doen gehoorzaamen.

Door de Algemeene Staaten werd BOSSU met een jaarwedde van vijf duizend guldens beschonken. Van Utrecht werd hij op de Dagvaart te Middelburg gezonden, om Haarlem, Amsteldam, Schoonhoven en andere steden tot het aanneemen van den Gendschen vrede over te haalen, en ook om bezetting uit sommige Steden, na het krijgsvolk aan betaaling geholpen te helpen, te ligten. De taalen van het Noorderkwartier, die met hem in onderhandelinge traden, beloofden hem twintig duizend guldens, zo tot betaaling der Soldaaten, als voor zijne wedde, mids hij vooraf Haarlem, Muiden, Weesp, Schoonhoven en Nieuwpoort van volk ontledigde. Het Zuiderkwartier beloofde, op andere voorwaarden, vijftien duizend guldens te schieten. Dan, het liep aan tot de maand September, voor en aleer hij de voldoening, die hij, volgens deze onderhandeling, te vorderen had, ontving. Het ontwerp, dat hij, te Brussel, tot eene nieuwe vereeniging tusschen de Algemeene Staaten gesmeed had, liep te niet, vermits Holland en Zeeland daarin geen genoegen namen.

In het jaar 1579 slooten de gewesten van Artois, Henegouwen en Douai een afzonderlijk verbond. STRADA verhaalt, dat de Graaf zig geneegen toonde ’er mede in te treeden; maar dat hij ’er in verhinderd werd door den dood, die hem, den 21sten December des jaars vijftien honderd agt-en-zeventig, ten grave gerukt had.

In de Nederlandsche Penningkunde vindt men van hem gemeld, dat, hoe zeer hij, door zijne bedrijven, zig in den haat gebragt had, te Utrecht, echter, ter zijner gedachtenisse, in het jaar 1572, als het jaar te vooren Lantvoogd van die Provintie geweest zijnde, een penning geslagen is geworden. Op de voorzijde ziet men ’s mans gekroonde wapenschild, met het Latijnsche Randschrift, dat in ’t nederduitsch zegt, de Hoop vernoegt mij Bossu 1568; en op de tegenzijde, het gekroonde wapenschild zijner Echtgenoote, CHARLOTTA VAN WERCHIN, Vrouwe van Icumont, die de dochter was van PIETER VAN WERCHIN, Ridder van het Gulde Vlies, en van HELENA VAN VERGIJ. De Admiraliteit van Noord-Holland deed, op de behaalde overwinning op BOSSU, in het jaar 1573, eene medailje slaan, vertoonende aan de eene zijde 't Admiraliteits wapenschild, tusschen drie PPP, als betekenende:

Pugno Pro Patria,

dat is:

Ik vecht voor het Vaderland.

In het randschrift leest men:

Sacra anchora Christus,

dat is:

Christus is het plechtanker onzer hoope.

Op de andere zijde ziet men de twee vlooten in gevecht, voerende de Spaansche Kruisen en de Staatsche Prinse vlaggen op hunne masten. Verder leest men in den rand dit opschrift, in ’t Latijn, op den naam van het veroverde Admiraliteitsschip (het welk namaals, volgens Resolutie der Staaten van Holland, den 12den Mei 1582, tot beveiliging van den Eemstroom werd uitgerust), en mede op het Geloofsonderzoek zinspeelende:

Inquisitio inquirendo nimis sedulo se ipsam perdit.

Dat is:

De Inquisitie, door al te naauw zoeken, verliest zig zelve.

Na dat, gelijk wij gezegd hebben, de Admiraalsvlag, te Hoorn, in de Groote Kerk was opgehangen, werd dit Jaarschrift, gemaakt door CORNELIS THAAMSZOON, daar onder gesteld:

DOOR LOVTER GHEVVELT VAN MENICH HELT

DER VRIIE VVEST VRIESCIE NATIE,

VVERD BOSSOV GEVELT DIT HIER GESTELT,

TOT LOFTEKEN VAN GODS GRATIE.

Men zie van hem de meeste Historieschrijvers, die van zijnen tijd gewagen; als ook VAN LOON, I. Deel, bl. 149.

< >