Vaderlandsch woordenboek

Jacobus Kok (1780)

Gepubliceerd op 30-01-2024

MAASLANDSLUIS

betekenis & definitie

of ook wel, bij verkorting, Maassluis genaamd, een Armbagt en groot en welvaarend Dorp, in Delfand. Hoogstwaarschijnlijk moet de Naamsreden gezogt worden, in eene Sluis, reeds in overoude tijden aan de Maaze geleid, door welke de Heerlijkheid Maasland haare uitwatering hadt. Volgens eene gemeene overlevering nam de Plaats haaren oorsprong ven twee huizen of hutjes, bij deeze Sluis gebouwd, in welke de Sluiswagters woonden; die, vervolgens, door den aanbouw van meer huizen, in eene Buurt veranderden, en alzo den grond leiden van het thans aanzienlijk Dorp.

Tot op den jaare 1614 waren Maasland en Maaslandsluis slegts ééne Ambagtsheerlijkheid. Op verzoek van Jonkheere JAKOB VAN EGMOND, Heere van Keenenburg en Ambagtsheere van Maasland, wierden ze, volgens Octrooi van ’s Lands Staaten, van een gescheiden. Dit niettegenslaande hebben ze, ten allen tijde, zedert, eenen Ambagtsheer gemeen gehad.Verscheiden oorzaaken hebben zamengespannen tot het bewerken van den tegenwoordigen bloei en welvaart. De gemaklijke overtogt van hier op den Briel en omleggende Gewesten was ’er eene van; de andere, het leggen van eenen Schans, binnen welken de inwooners hunne veiligheid vonden, doch die, door de Spanjaards, ten tijde van het beleg van Leiden, wierdt ingenomen. Doch de voornaamste oorzaak zal geweest zijn, de voegzaame gelegenheid tot de Visscherij; vooral van den Haring, weleer de hoofdneering van den Staat. Van hier dat her getal van Huizen en Inwooneis allengskens is toegenomen. Van den Jaare 1632 tot 1732 was het getal der eersten van vijfhouderdtweeëntachtig tot duizendentien aangegroeid ; bij welke, in de negen volgende jaaren, nog tweeëntwintig zouden gekoomen zijn. Indien de gissing van zommigen doorgaa, zou men ’er, voor ongeveer vijftig jaaren, bij de negenduizend Inwooners geteld hebben.



Maaslandsluis
, dus veel eer het aanzien van eene Stad dan van een Dorp hebbende, heeft eene zeer voortreffelijke ruime Haven, buitensdijks, aan de Maaze; zij dient tot eene uitwatering voor het Westland, en tot eene legplaatze voor de Haringbuizen en andere Schepen. Om haar diep en schoon te houden, heeft men twee Spuijen aangeleid, die in eene groote Kom zamenloopen. Het opgehouden water, met geene kleine kragt hier uit stroomende, voert het slik na de Maaze, ’t welk anders den grond allengs zoude ophoogen. Binnensdijks heeft het Dorp twee Graften, met fraaie Huizen bebouwd, en van net geschoorene Boomen beplant. Men ontmoet ’er, daarenboven, verscheiden ruime Straaten en een Marktplein. Twee Kerken zijn ’er te 'Maaslandsluis, ten dienste der Hervormden: de Kleine, of Oude Kerk, en de Groote, of Nieuwe. De Oude Kerk daat op den grond eener aloude Kapelle, en wierdt gebouwd in den Jaare 1596. Twee jaaren daar naa diende zij, voor de eerste maal, ten openbaaren gebruike. In vervolg van tijd stondt zij eenigen tijd geslooten, van wegen het bouwen eener nieuwe Kerke, doch wierdt, in den Jaare 1664, wederom geopend. Het sterk toeneemend getal van Inwooners zal daar toe aanleiding gegeeven hebben. Immers vindt men aangetekend, dat alleen in het Jaar 1642, driehonderd vijfenveertig persoonen, deels vreemdelingen, deels inboorlingen, tot Leden der Gemeente wierden aangenomen. Zeven jaaren vroeger waren ’er, op éénen Naamiddag, vijftien kinderen gedoopt. Voorts heeft de Oude Kerk weinig aanziens; het is eene ruime langwerpige Zaal, met den Predikstoel aan het einde.

De Nieuwe of Groote Kerk staat op den grond van den boven gemelden Schans. In den Jaare 1629 wierdt daar aan de eerste steen geleid, en, door eenige opgekoomene vertraagingen, ruim tien jaaren laater, de eerste Leerrede gedaan. Het is een regelmaatig Kruisgebouw, gebouwd naar het Bestek van de Noorder Kerk te Amsterdam. Eerst stondt ’er een vrij zwaare Toren op de Kerk. Zedert heeft men, in de plaats daar van, aan het Westeinde, den regegwoordigen schoonen Toren gebouwd. Van binnen pronkt de Kerk, onder andere siernaden, met een pragtig Orgel, daar aan ten geschenke gegeeven door den weidaadigen Heer GOVERT VAN WYN , Oud - Penningmeester der Visscherij ter deezer plantje, en op den negentigden verjaardag vap dep waardigen Grijzaart', in den Jaare 1732, voor de eerste maal gebruikt. Bij dit geschenk voegde de edelmoedige geever eene somme, om uit derzelver renten den Orgelist te besoldigen. Tot eere van ’s Mans waardige naagedagtenisse kunnen wij niet naalaaten, onder meer andere blijken zijner goedgeefsheid, zo ten nutte der Armen ais tot sieraad der Plaatze, aan te tekenen, dat hij de voornaamste bekostiger geweest is van een gemaklijken Steenen Trap, met eene Yzeren Leuning, dienende tot eenen Opgang na den hoogen Maasdijk, en van daar na de Haven en de Groote Kerk. Bij die van Maaslandsluis wordt, hierom, nog heden, de naam van VAN WYN in dankbaare zegening gehouden. Onder de openbaare Gebouwen verdienen nog genoemd te worden het lltgthuis, of Dorphuis, zijndo de Vergaderplaats van het Geregt en van het Kollegie van de Visscherije. Het Gemeenelanéshuis, waar in Dijkgraaf en Heemraaden van Delfland hunne Vergaderingen houden; een aanzienlijk gebouw. Het Weeshuis, taamelijk groot en van ruime inkomsten voorzien.

De Regeering van Maaslandsluis bestaat uit Schout, vijf Zetters, of Burgemeesters, en zeven Schepenen. Het Kollegie van Visscherij bestaat uk vijf Boekhouders van de bijzondere Reederijen, en uit twee Stuurlieden, zo als men bier en elders de Schippers der Vischhoekers noemt: want die der Haringbuizen hebben geene zitting in deeze Vergaderinge. Drie Predikanten neemen ’er het werk der Bedieninge waar, ten behoeve der Hervormden; met vier Ouderlingen en even zo veele Diakenen, maaken ze den Ke keraad uit.

De Visscherij, met het geen daar aan verknogt is, is de hoofdbron van het bestaan en den welvaart der Maaslandsluizers, vooral van de Kabbeljaauw, die deels versch verkogt deels, onder de gedaante van Zouten Visch, wijd en zijd verzonden wordt. Daarenboven hebben veele Ingezeetenen hun bestaan van Bokking, welken zij van Diepwaterschen Haring rooken, met kleine Pinkjes aangevoerd. Eindelijk vaaren van deeze Plaats ook veele Schepen ter Koopvaardije. Ligt is het te begrijpen, dat men ’er Lijnbaanen, Scheepstimmerwerven, Zeilemaakerijen en andere Handwerken oefent, tot het uitrusten van Schepen noodig.

< >