Knaagdieren danken hun naam aan het feit, dat ze over bijzonder sterke tanden beschikken, die in staat zijn de hardste soorten voedsel te verwerken. Over de gehele aarde verspreid leven honderden soorten knaagdieren.
De bekendste ervan zijn de rat, de muis, de eekhoorn, de bever, de marmot, de hamster en het stekelvarken. Knaagdieren behoren tot de grote familie van de zoogdieren: ze hebben een pels en ze voeden hun jongen met melk uit eigen lichaam. Knaagdieren leven op de uiteenlopendste plaatsen; op de bodem, onder de grond, in bomen, in moerassen en rivieren, in woestijnen, in de tropen en in de poolstreken. Sommige soorten zijn gewend geraakt aan de mens en slaan bij voorkeur hun tenten op in menselijke woningen.Het uitzonderlijke knaagvermogen van deze dieren is voor een deel te danken aan het feit, dat hun tanden voortdurend blijven groeien. Als het knagen niet zou zorgen voor een voortdurend slijtproces, zouden die snelgroeiende tanden spoedig de dood van het knaagdier tot gevolg hebben. De kaken van een knaagdier zijn dan ook zo ingericht, dat de tanden zowel van links naar rechts als van (uitgestorven knaagdier)voor naar achter en van boven naar beneden kunnen bewegen.
De meeste knaagdieren zijn planteneters. Sommige hebben wangzakken waarin ze voedsel kunnen opbergen; hamsters en goudhamsters bijvoorbeeld kunnen in hun wangzakken onwaarschijnlijke hoeveelheden voer verzamelen. Andere knaagdieren (zoals de eekhoorn) beginnen in de herfst voedselvoorraden aan te leggen om de winter door te komen.
Knaagdieren kunnen de mens grote schade toebrengen. Veldmuizen bijvoorbeeld betekenen een gevaar voor te velde staande gewassen; huismuizen kunnen grote schade aanrichten in een proviandkast en ratten zijn in staat ziekten als pest en tyfus te verspreiden.