Motoren, besturingsmechanisme, radio- en radarapparatuur, brandstoftoevoer en vliegbereik maken een modern verkeersvliegtuig tot een vernuftig brok techniek. Maar hoe knap een DC8, een Boeing 707 of een Caravelle ook geconstrueerd zijn: zonder piloot komt de machine niet van de grond.
Zo is het eigenlijk ook met het menselijk lichaam. Het is wonderlijk knap gebouwd maar alleen een ‘piloot’, een ‘bestuurder’ kan het op de juiste manier in actie brengen. Die besturende functie in ons lichaam wordt uitgeoefend door de hersenen; onze hersenmassa kan beschouwd worden als de bestuurder van ons lichaam.De menselijke hersenen doen overigens meer dan alleen het lichaam besturen en in beweging brengen. Ze stellen ons bijvoorbeeld ook in staat te denken en te combineren, ons iets te herinneren en luchtkastelen te bouwen. Ieder van ons kent de tafels van vermenigvuldiging; kan het alfabet van a tot z afratelen; weet wat een heleboel moeilijke woorden betekenen en kan op de kaart de voornaamste plaatsen van de wereld aanwijzen. Al die kennis ligt opgeslagen in onze hersenen. Maar als we die hersenen zouden kunnen zien zou geen enkel uiterlijk kenmerk iets over die opgeslagen kennis verraden. De hersenen zijn evenals elk ander deel van het menselijk lichaam opgebouwd uit cellen. Naar buiten vertonen die cellen zich slechts als een weinig interessante, grijze massa.
De hersenen zenden via de zenuwen berichten naar de andere delen van het lichaam. Als iemand zich voorover wil buigen om iets op te rapen, zenden de hersenen een opdracht naar de rugspieren. Tegelijkertijd gaan er boodschappen naar de arm, de hand en de vingers, die zich het dichtst in de buurt van het begeerde voorwerp bevinden. Zelfs voor zo’n eenvoudige handeling als het bukken en oprapen zenden de hersenen een groot aantal opdrachten uit.
De menselijke hersenen bestaan in grote lijnen uit drie delen, die afgebeeld staan op een van de tekeningen.
Het verlengde merg staat in verbinding met de omvangrijke zenuwbundel, die we het ruggemerg noemen. Dit deel van de hersenen bestuurt de ademhaling en de hartslag.
De kleine hersenen zorgen voor een gelijkmatige beweging van onze spieren. Iemand, wiens kleine hersenen beschadigd zijn, beweegt zich op een houterige, ongecontroleerde wijze.
De grote hersenen vormen het grootste gedeelte van de hersenmassa. Ze stellen ons in staat te denken, te herinneren en te fantaseren; ze laten ons zien, horen, ruiken, voelen en proeven. Zelfs met de beste ogen zouden we niets kunnen zien als de berichten van ons netvlies niet doorgezonden zouden worden naar de grote hersenen.
De grote hersenen zijn aan de buitenkant grijs van kleur en liggen onregelmatig geplooid in de schedel. Aan de binnenzijde vertonen ze een witte kleur.
Alle zoogdieren hebben hersenen, die op die van de mens lijken en op dezelfde wijze zijn opgebouwd. Het verschil is echter, dat onze grote hersenen aanzienlijk omvangrijker en veel sterker geplooid zijn. In verscheidene opzichten staan we achter bij allerlei lagere zoogdiersoorten. We zijn minder sterk, veel langzamer, zwakker in ons reuk- en gezichtsvermogen. Dank zij de omvang van onze grote hersenen zijn we echter veel intelligenter dan welk ander zoogdier ook.
Op andere gewervelde dieren is onze voorsprong in intelligentie nóg groter. De grote hersenen van een vogel zijn veel kleiner en ongeplooid; die van reptielen en amfibieën zijn nog kleiner en de grote hersenen van een vis vallen nauwelijks op. Ongewervelde dieren bezitten helemaal geen grote hersenen; nog lagere diersoorten hebben in sommige gevallen zelfs in het geheel geen hersenmassa.