Gouden horizon encyclopedie

Dr. B.M. Parker (1959)

Gepubliceerd op 07-10-2024

BOOM

betekenis & definitie

Hoe ongelooflijk het ook mag klinken: als we zoeken naar het grootste of naar het oudste levende wezen op aarde komen we onvermijdelijk bij de... boom terecht. Want een grote sequoia is ruim drie keer zo lang als de grootste walvissoort en er zijn bomen gevonden, die meer dan 3000 jaar geleden wortel schoten.

Hoe groot ze echter ook zijn, bomen blijven tot de plantenwereld behoren. De geweldigste eik blijft familie van het vergeet-mij-nietje en hun manier van leven vertoont duidelijke overeenkomst. Een plant gaat pas ‘boom’ heten als haar stengel houtachtig is en sterk genoeg om overeind te blijven staan. Bovendien moet die ‘stengel’ (die dan natuurlijk ‘stam’ heet) op de duur een hoogte kunnen bereiken van minstens 5 meter. Het verschil tussen een boom en een struik ligt in het aantal stammen: de boom heeft er maar één; de struik meerdere.

In grote lijnen bestaat een boom uit drie delen. Het grootste gedeelte zit onder de grond. Het is het wortelstelsel, dat de boom niet alleen stevig overeind houdt, maar dat bovendien zorgt voor het verzamelen van water en mineralen uit de bodem. Die stoffen worden door de stam heen naar de bladeren getransporteerd, waar ze met behulp van het zonlicht worden omgezet in voedingsstoffen. De takken en bladeren tesamen noemen we de kruin van de boom.

Het interessante van een boom is, dat hij altijd blijft groeien, hoe groot, hoe oud en hoe dik hij in de loop van vele honderden jaren ook geworden is. Die groei houdt pas op als de boom sterft of... omgehakt wordt. Tussen de bast en het hout vormt de boom elke zomer een nieuw laagje hout. Die vorming van nieuw hout is zo regelmatig, dat daaraan de leeftijd van de boom precies vast te stellen is. Die verschillende houtlaagjes (de zg. ‘jaarringen’) worden namelijk zichtbaar als men de stam van een boom doorzaagt. Door ze te tellen krijgt men het juiste aantal zomers, dat de boom geleefd heeft.

Een groot aantal van onze bomen behoort tot de groep der ‘coniferen’ of naaldbomen.

‘Conifeer’ betekent ‘kegeldrager’. Die naam is gekozen, omdat de bomen van deze groep hun zaden niet in gewone bloemen produceren maar in kegelvormige zaadhouders: onze denne- en sparre-appels. De naam ‘naaldboom’ is ontleend aan het bladtype van de conifeer; de meeste bomen uit de coniferengroep hebben zulke smalle bladeren, dat ze sprekend op naalden lijken. Hoewel ook naaldbomen regelmatig hun bladeren vernieuwen doen ze dat zó gelijkmatig, dat het lijkt alsof ze ‘eeuwig’ groen blijven.

Dit in tegenstelling tot een andere groep, de zg. ‘loofbomen’ (eik, beuk, appel, peer, enz.), die in de herfst al hun bladeren tegelijk afwerpen om pas in het voorjaar met de vorming van een nieuw bladkleed te beginnen. Overigens doen loofbomen dat uitsluitend in gebieden met een koud winterklimaat. In de tropen bijvoorbeeld worden ook loofbomen nooit kaal en vernieuwen ze hun bladeren even gelijkmatig als de coniferen.

Loofbomen onderscheiden zich verder van naaldbomen door de wijze waarop ze hun zaad vormen. Niet in zaadkegels namelijk maar door middel van bloemen, die later vruchten voortbrengen. Sommige loofbomen ‘zien’ we bloeien (kersebomen bijvoorbeeld); andere hebben zulke kleine bloempjes, dat we ze nauwelijks opmerken.

De verschillende boomsoorten zijn te herkennen aan hun stam, hun bast, hun bladeren, hun vruchten en de vorm van hun kruin. Dikwijls kan zelfs een kind de soort van een boom bepalen; in andere gevallen kan alleen een deskundige dat.

Voor de mens zijn bomen onmisbaar geworden. Sommige zorgen voor de tientallen vruchte- en notesoorten, die een vaste plaats in ons menu gekregen hebben; andere leveren ons rubber, suiker, terpentijn en geneesmiddelen. Het hout van honderden boomsoorten stelt ons in staat huizen, bruggen en schepen te bouwen, meubels te maken en zulke uiteenlopende dingen te produceren als potloden en klompen. Het papier van deze encyclopedie is gemaakt uit houtpulp; tientallen andere artikelen in dit boek handelen over zaken, waaraan hout te pas komt of vertellen van dieren en planten, die eenvoudig niet zouden bestaan als er geen bomen waren. Grote delen van de wereld zijn nog met bos overdekt - en zelfs daar, waar de mens de natuur voorgoed veranderd heeft, is terwille van zijn schoonheid een plaatsje opengehouden voor de boom.

< >