Hoe vreemd het woord ‘conifeer’ veel mensen ook in de oren klinkt iedereen in Europa kent deze boomsoort wel. Want de dennen en sparren, die in bijna alle landen van Europa voorkomen en die zo’n grote rol spelen bij de Kerstviering, behoren allemaal tot deze grote familie.
‘Conifeer’ betekent letterlijk ‘kegeldrager’; de bomen hebben die naam te danken aan het feit, dat de meeste coniferen hun zaden produceren in kegelvormige ‘appels’, die bij sommige coniferen omgeven zijn door een vlezig omhulsel.
Verspreid over de wereld komen vele honderden coniferensoorten voor. Het zijn niet
allemaal échte bomen; tot de groep behoren ook struikachtige planten, die laag bij de grond groeien. Tot de coniferengroep behoren ook de grootste bomen die we kennen, de reuzen uit het plantenrijk. Het zijn de sequoia en de zg. ‘redwood’ (roodhout), die beide vooral in Noord-Amerika voorkomen. Veel coniferen behoren tot onze belangrijkste houtleveranciers. De meeste coniferen blijven altijd groen en verliezen ook tijdens de strengste winters hun bladeren niet. Regel is dat evenwel niet; ook lariksen en cypressen behoren tot de coniferengroep, maar zodra de herfst begint werpen ze hun bladerkleed af evenals eiken en beuken.
Ook in hun bladvorm vertonen de coniferen grote verschillen. Sommige hebben bladeren, die als dakpannen over elkaar vallen; andere hebben zulke smalle blaadjes, dat we liever spreken van naalden. Maar ook die naalden verschillen van elkaar. Er zijn er die rond van vorm zijn; sommige coniferen hebben platte naalden, andere vierkante, weer andere dragen naalden, die met twee of meer tegelijk in één bladkoker groeien.
Ook de coniferen, die hun bladerkleed nooit verliezen, wisselen in de loop der jaren natuurlijk hun bladeren. Dat gaat echter zó geleidelijk, dat bet alleen bij een nauwkeurig onderzoek vast te stellen is.
De tekening laat enkele belangrijke coniferen zien. Verscheidene ervan komen in onze streken niet voor; andere zijn uit onze plantenwereld verdwenen, omdat er in een dichtbevolkt land als het onze geen leefruimte meer voor was. Coniferen maken echter nog steeds een belangrijk deel van het Nederlandse bos uit; vooral op de zandgronden van het zuiden en het oosten des lands voelen deze planten zich uitstekend op hun gemak.