Algen of wieren zijn planten van een betrekkelijk eenvoudig type. Ze hebben geen wortels, geen bloemen en geen zaden; sommige soorten zijn zo klein, dat ze met het blote oog nauwelijks te zien zijn, andere worden reusachtig groot en zijn duidelijk te herkennen.
De algensoorten worden verdeeld in vijf hoofdgroepen: bruinwieren, roodwieren, groenwieren, blauwwieren en diatomeeën. Alle algensoorten hebben, net als echte planten, de groene kleurstof, die chlorofyl genoemd wordt en waarmee ze hun eigen voedsel maken. Bij sommige algen echter is die kleurstof niet zichtbaar, omdat ze verborgen blijft onder een andere kleur. Algen komen zowel in zoet als in zout water voor. Zeewieren behoren ook tot de algen. De bekendste groep uit het zoute water zijn de bruinwieren.
Sommige soorten van deze groep worden groter dan een boom; ze hebben aanhangsels, waarmee ze zich vast kunnen hechten aan de zeebodem; hun stengels lijken op boomstammen en hun bladeren op echte boombladeren. Bepaalde soorten (zoals de fucus) dragen vreemde blaasjes, die gevuld zijn met lucht en waarmee de plant zich drijvende houdt; andere onttrekken jodium verbindingen aan het zeewater en worden gebruikt voor de vervaardiging van jodium. Rode algen zijn over het algemeen veerachtige planten. Ze groeien vooral in warm oceaanwater en op plaatsen, waar de beweging van de zee heel gering is. De meeste soorten van deze alg zijn nuttig voor de mens; ze kunnen gegeten worden of worden gebruikt voor de vervaardiging van gelatine.Groenwieren en blauwwieren worden vooral aangetroffen in zoet water. Het dikke, groene schuim op sloten en verwaarloosde vijvers bestaat uit deze algensoorten, die dikwijls niet groter zijn dan één enkele plantencel; pas onder de microscoop wordt het kleine plantje zichtbaar. Vaak echter zien groene algen eruit als lange, dunne draden. Pas onder de microscoop wordt zichtbaar hoe prachtig deze ‘draden’ zijn opgebouwd. Er zijn ook groenwieren en blauwwieren, die op het droge voorkomen. Diatomeeën of kiezelwieren tenslotte zijn eencellige algensoorten.
Ze worden zowel in zoet als in zout water aangetroffen en ze komen ook in vochtige bodemsoorten voor. Diatomeeën zien er uit als kleine, glasachtige doosjes met een grillige tekening. Dat wordt echter pas onder een sterke microscoop zichtbaar.
Water kan zoveel algen bevatten, dat het lijkt alsof het zelf gekleurd is. Als aquariumwater groenachtig van tint wordt, betekent dat, dat het krioelt van miljoenen, microscopisch kleine algen. Andere algensoorten kleuren het water van allerlei bronnen en er zijn gevallen bekend van sneeuw, die door een overwoekering van algensoorten rood of groen gekleurd wordt. In het verleden was dit verschijnsel aanleiding tot veel bijgelovige angst.
Algen komen al miljoenen jaren lang op aarde voor. Sommige geleerden menen, dat de eerste levende wezens op aarde veel leken op onze blauwwieren en dat uit de algen van de verre prehistorie onze tegenwoordige plantenwereld is ontstaan. Als dit waar is (niet alle geleerden delen deze mening) vormen de algen wel een heel belangrijke plantengroep - een groep, die iedereen behoort te kennen.