Het woord ‘microscoop’ is samengesteld uit twee Griekse woorden, die respectievelijk ‘klein’ en ‘waarnemen’ betekenen. Wie door een goede microscoop kijkt, ontdekt een onbekende, boeiende wereld.
In die wereld leven planten met uiterst merkwaardige vormen en kleuren; snellen vreemde dieren voorbij; zijn stuifmeelkorrels te zien, vlinderveren, rode bloedlichaampjes en prachtige zoutkristallen.De oudste en meest gebruikte microscopen bestaan voor een groot gedeelte uit lenzen, die de voorwerpen onder de microscoop zeer sterk vergroten. Gewoonlijk bevat een microscoop twee stel lenzen; één reeks in het oculair (het ‘oogglas’) waarvoor we ons oog schuiven; een andere reeks in het objectief, dicht bij het te bestuderen voorwerp. In de ‘tafel’ van de microscoop zit een gat, waardoorheen licht geworpen wordt door middel van een draaibare spiegel.
Wie met behulp van de microscoop stuifmeelkorrels wil bestuderen, smeert een paar van deze korrels op een doorzichtig glaasje en laat er een druppel water op vallen. Dat glaasje wordt vervolgens bedekt met een ander stukje glas. We beschikken dan over wat in vakkringen een ‘preparaat’ heet. Dat preparaat schuiven we vervolgens over het gat in de microscooptafel; we richten het licht van de spiegel op de stuifmeelkorrels en stellen vervolgens de 'microscoop in. Op dat moment is alles gereed en hoeven we nog slechts het oog tegen het oculair te houden om de zeer sterk vergrote stuifmeelkorrels in al hun schoonheid te kunnen bewonderen.
De beste moderne microscopen hebben twee, drie of zelfs vier objectieven. Natuurlijk worden die niet allemaal tegelijk gebruikt; ze kunnen naar behoefte voorgedraaid worden, al naar gelang de mate van vergroting, die we nodig hebben. Soms beschikt een microscoop ook over twee oculairs, waardoor de onderzoeker zijn preparaat met twee ogen kan bekijken. De beste lensmicroscopen kunnen een voorwerp 2500 keer vergroten.
Wie de microscoop uitgevonden heeft, weten we niet precies. Het is mogelijk dat de vinding gedaan is door de Nederlander Zacharias Janssen; zeker is in elk geval dat hij in 1590 een zelfvervaardigde microscoop ten geschenke gaf aan de aartshertog van Oostenrijk.
Behalve optische microscopen (uitgerust met lenzen) zijn er ook andere soorten. De belangrijkste ervan is de zg. elektronenmicroscoop. Inplaats van lichtstralen werpt een elektronenmicroscoop elektronenbundels door het preparaat; die bundels vormen dan een beeld op een speciaal scherm. Met elektronenmicroscopen kunnen zeer omvangrijke vergrotingen bereikt worden; met de beste ervan zelfs tot 100.000 maal. Met zo’n vergrotingsmogelijkheid kunnen voorwerpen zichtbaar gemaakt worden die niet groter zijn dan het miljoenste deel van een centimeter. Dank zij de elektronenmicroscoop is het tegenwoordig mogelijk de moleculen van bepaalde stoffen te bestuderen.
Een andere microscoop is de ‘knippermicroscoop’, die door astronomen gebruikt wordt om heelalfoto’s te bestuderen. Microscopen hebben aanzienlijk bijgedragen in de strijd van de mens tegen ziektekiemen en aan zijn ontdekkingstocht in de wereld van de wetenschap.