Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Maria (vorstinnen)

betekenis & definitie

naam van een aantal vorstinnen en andere personen, die wij zullen indeelen in rubrieken:

1. Koninginnen van Engeland.

Maria I Tudor

geb. 11 Febr. 1515, dochter van Hendrik VIII en Catharina van Aragonië, was ver van den troon en als het ware in ballingschap opgevoed, en beleed de kerkleer van Rome, om welke reden dan ook, bij den vroegen dood van haren broeder Eduard VI, Johanna Grey bestemd werd om hem op te volgen. Doch M. verschafte zich eenen sterken aanhang, en deed 3 Aug. 1553 haren intocht in Londen. De ongelukkige Johanna Grey werd op haar bevel onthoofd, en vele Protestanten (waaronder de anglic. bisschoppen Latimer, Ridiey, Ferrar en Cranmer) werden levend verbrand. In 1554 (25 Juli) trouwde zij met Filips II, den zoon van Karel V, die echter reeds 1555 den troon van Spanje ging beklimmen en niet meer naar haar omzag. Zij stierf kinderloos 17 Nov. 1558, en werd opgevolgd door hare halve zuster Elizabeth.

II, oudste dochter van Jacobus II, uit diens eerste huwelijk met Anna Hyde, was geb. 1662, en op haar 15e jaar in den echt getreden met den prins van Oranje, dien zij innig lief had, en met wien zij 1688 den troon van Engeland beklom, toen hij (Willem III) zijnschoonvader verdreven had. Zij stierf 1695 aan de pokken.

II. Koninginnen van Schotland.

Maria van Lotharingen

dochter van Claudius, hertog van Guise, trouwde 1534 met Lodewijk II van Orleans, hertog van Longueville, die 3 jaren later stierf. In het volgende jaar (1538) trad zij in den echt met koning Jacobus V van Schotland, en werd moeder van (de later zoo ongelukkige) Maria Stuart. Reeds spoedig opnieuw w eduwe (1542), werd M. tot regentes des rijks benoemd; zij liet zich geheel leiden door den raad harer broeders, die haar aanhoudend aanspoorden om de uitbreiding der Kerkhervorming tegen te gaan, hetgeen grootendeels de oorzaak werd van de ongelukken, die later hare dochter moest beleven. Zij stierf in ’t jaar 1560.

Maria Stuart, dochter van Jacobus V, koning van Schotland, en van Maria van Lotharingen, geb. 5 Dec. 1542, acht dagen voor baars vaders dood, werd dadelijk na diens overlijden erkend als koningin, onder het regentschap van hare moeder. Zij werd aan het fransche hof opgevoed, en 29 April 1558 in den echt verbonden met den dauphin, die in 't volgende jaar koning werd onder den naam van Frans II. Na 18 maanden getrouwd geweest te zijn werd zij weduwe, en keerde in Aug. 1561 naar Schotland terug, waar juist de oproerige adel en de hervormer Knox, ondersteund door Engeland, over het gouvernement gezegevierd hadden. De toestand der 18-jarige roomsch-katholieke koningin, die niet geheel vrij was van wuftheid van zeden ook, reeds hachlijk genoeg door toedoen van Knox, werd nog gevaarlijker door de vijandschap van Engeland's koningin Elizabeth, die op haar gebeten was omdat M. als kleindochter van Margareta (de zuster van Hendrik VIII) aanspraak maakte op den engelschen troon, en door een gedeelte der engelsche Roomschkatholieken als hun rechtmatige koningin beschouwd werd. Daarbij werd M. beheerscht door een dwazen hartstocht, die haar 29 Juli 1565 in den echt deed treden met haren neef Henry Stuart, lord Darnley, een man, die geen andere verdiensten had dan jong en schoon te zijn, maar overigens iemand van ruwe zeden. Haar huwelijk met hem was niet gelukkig. Omstreeks 9 maanden later (9 April 1566) liet H. Darnley zich door jalouzie en drift zoo vervoeren, dat hij den secretaris en vertrouweling der koningin (den gewezen italiaanschen zanger David Rizzio) in haar bijzijn in hare slaapkamer liet vermoorden, en haar zelve in hechtenis liet nemen. Het gelukte haar evenwel, weder de overhand te krijgen; 9 Juni 1566 bracht zij eenen zoon ter wereld (die later Jacobus VI werd, en vervolgens Jacobus I van GrootBritannië), en spoedig daarna kwam tusschen haar en haren gemaal eene verzoening tot stand. Kort daarop echter (9 Febr. 1567) vond H. Darnley op eene tragische wijze den dood, doordien hij met zijn huis te Edinburg in de lucht vloog; en vrij algemeen was het gevoelen, dat M. aan dien moord niet geheel vreemd was, in welk vermoeden men niet weinig versterkt werd, toen zij drie maanden later (15 Mei 1567) hare hand schonk aan graaf Bothwell, die door het grootste deel der natie gehouden werd voor lord Darnley’s moordenaar. De adel kwam nu in opstand, onder aanvoering van M.’s bastaardbroeder Murray, en Bothwell redde zich door de vlucht, terwijl Maria zelve gevangen genomen en op het kasteel Lochleven in verzekerde bewaring gebracht werd, wordende toen haar eenjarige zoon als koning uitgeroepen. In den nacht van 4 Mei 1568 gelukte het haar echter, met de hulp van George Douglas, uit hare gevangenis te ontsnappen; de roomschkatholieke partij schaarde zich nogmaals aan hare zijde, doch haar leger werd 15 Mei bij Langside verslagen, en M. redde zich door de vlucht naar Engeland, waar zij bij koningin Elizabeth, hare nicht, bescherming hoopte te vinden. Maar Elizabeth, die aanvankelijk deelneming in M.’s ongelukken had gehuicheld, liet haar in verzekerde bewaring brengen, en hield haar 18 jaren lang gevangen. Verscheidene pogingen om haar te bevrijden werden in dien tijd beproefd (inzonderheid die van Norfolk en van Babington verdienen melding), doch allen mislukten. Eindelijk die gedurige aanslagen om de gevangene in vrijheid te stellen moede, benoemde koningin Elizabeth eene commissie, om over het lot van M.-S. uitspraak te doen; en door die commissie ter dood veroordeeld, werd Maria Stuart 18 Febr. 1587 op het kasteel Fotheringhay onthoofd.

III. Koninginnen van Frankrijk.

Maria van Braband

dochter van Hendrik, hertog van Braband, trouwde 1274 met Filips den Stoute, koning van Frankrijk. Twee jaren later werd zij door Labrosse, des konings gunsteling, beticht, dat zij des konings oudsten zoon uit een vorig huwelijk door middel van vergif uit den weg had geruimd. Hare onschuld werd bewezen, en Labrosse werd opgehangen 1321.

M. van Engeland, dochter van Hendrik VII, koning van Engeland, trouwde 1514 met Lodewijk XII, werd in het volgende jaar weduwe, en trad reeds kort daarna in den echt met den hertog van Suffolk.
M. Stuart, een oogenblik koningin van Frankrijk door haar huwelijk met Frans II; zie in de rubriek der koninginnen van Schotland.
M. de Medici, dochter van Frans I, groothertog van Toskanen, geb. te Florence 26 April 1573, trad anno 1600 in den echt met Hendrik IV, en werd de moeder van bodewijk XIII. Trotsch en stijfhoofdig, maakte zij het leven van baren gemaal niet gelukkig; bij velen rees zelfs het vermoeden, dat zij niet geheel vreemd was aan den moord, die een einde maakte aan zijn leven. Na zijnen dood tot regentes benoemd (1610) legde zij zich er op toe al het goede, door Hendrik IV gewrocht, te vernietigen; zij schonk haar vertrouwen aan onwaardige gunstelingen, inzonderheid aan Concini, en maakte zich zoo verachtelijk in de oogen van haren eigenen zoon, dat die zich verplicht zag zich van het hof te verwijderen zoodra hij meerderjarig was geworden (1617). Zij vatte de wapenen tegen hem op, doch zonder het gewenschte gevolg; en in weerwil van eene schikking, die tot stand werd gebracht door Richelieu, haren toenmaligen raadsman (1620), zag zij eenige jaren later (1631) door dienzelfden Richelieu bewerken, dat zij uit Frankrijk werd gebannen. Zij nam eerst de wijk naar Brussel; van daar begaf zij zich 1638 naar Engeland, tot hare dochter, de gemalin van Karel I, en 1641 ging zij naar Keulen, waar zij 3 Juli 1642 bijna in ontberingen stierf, na vruchteloos om vergunning gevraagd te hebben in Frankrijk terug te mogen keeren.
M.Theresia v. Oostenrijk, dochter van Filips IV, koning van Spanje, trouwde 1660 met Lodewijk XIV, en stierf 1683. Zij heeft zich onderscheiden door zachtzinnigheid en vroomheid en door het voorbeeldige geduld, waarmede zij het aanzag dat haar gemaal zich aanhoudend afgaf met andere vrouwen.
M. Leczinska, dochter van Stanislas, koning van Polen, werd in 1725 de gemalin van Lodewijk XV, en stierf in 1768.
M. Antoinette van Oostenrijk, dochter van den duitschen keizer Frans I en van Maria Theresia, geb. 2 Nov. 1755, trad 16 Mei 1770 in den echt met den hertog van Berry, die later koning Lodewijk XVI werd. Reeds dadelijk, en vooral nadat zij met haren gemaal den troon had beklommen (1774), was zij het mikpunt van den laster, waarmede de haar vijandige partijen haar bij het volk in miskrediet zochten te brengen. Toen de omwenteling begonnen was, vonden de hatelijkste aantijgingen tegen de koningin ingang bij de menigte. Zij wilde van den beginne tot den einde het lol van haren gemaal deelen: even als hij zag zij zich beleedigen en bedreigen 5 en 6 Oct. 1789; zij vergezelde hem op zijne vlucht, en werd met hem naar Parijs teruggebracht na de aanhouding te Varennes (1791). Met hem gevangen gezet in den Tempel, werd zij 5 Aug. 1793 overgebracht naar de Conciergerie, na van hare kinderen gescheiden te zijn; 3 Oct. stond zij terecht, en ofschoon men haar van niets misdadigs overtuigen kon, werd zij ter dood veroordeeld. Zij vernam haar vonnis met de tegenwoordigheid van geest, die haar geen oogenblik had begeven, en waarmede zij 16 Oct. 1793 ook het schavot beklom.

IV. Keizerinnen.

Marie-Louise

keizerin van Frankrijk, geb. 12 Maart 1791, was de oudste dochter van keizer Frans I van Oostenrijk en van Maria Theresia van Napels; 2 April 1810 werd te Parijs haar huwelijk voltrokken met keizer Napoleon I, wien zij 20 Maart 1811 eeuen zoon schonk, die bij zijne geboorte den titel ontving van koning van Rome (zie REICHSTADT). Door haren gemaal tot regentes des rijks benoemd gedurende de veldtochten van 1812, 1813 en 1814, was zij dal echter slechts in naam, daar zij al het gezag liet uitoefenen door anderen. Zoodra de geallieerden in aantocht waren, verliet zij Parijs (29 Maart 1814) en begaf zich met koning Jozef naar Blois, zonder de minste poging beproefd te hebben om den keizer en Frankrijk te redden. Na de eerste abdicatie van Napoleon liet zij zich, zonder de minste tegenkanting, van haren gemaal en van haren zoon scheiden, en protesteerde zelfs openlijk tegen Napoleon’s terugkeer in 1815. Als belooning voor hare handelbaarheid ontving zij van het Weener congres de haar bij het verdrag van Fontainebieau toegelegde hertogdommen Parma, Piacenza en Guaslalla, met den titel van Keizerlijke Majesteit, terwijl haar door het hof van Weenen een oostenrij ksch generaal (graaf Neipperg) werd toegevoegd als raadsman en minister. Reeds spoedig leefde zij met hem in ontucht, en had drie kinderen bij hem toen zij weduwe werd; na den dood van Napoleon I ging zij met graaf Neipperg een morganatisch huwelijk aan (1822), en, op reis zijnde, stierf zij te Weenen 18 Dec. 1S47. Keizerin M.-L. was eene nulliteit van den eersten rang, even klein in hare grootheid als nietsbeduidend in haar ongeluk: als keizerin, als weduwe, als moeder, in alle opzichten is op haar toepasselijk het "gewogen en te licht bevonden”.

Maria-Theresia

keizerin van Duitschland, koningin van Bohemen en Hongarije, geb. 13 Mei 1717 te Weeuen, doehter van keizer Karel VI, door de Pragmatieke Sanctie tol troonopvolgster bestemd, koos 1736 den groothertog van Toskanen, Frans Stephanus van Lotharingen, tot gemaal, en verschafte hem later (13 Sept. 1745) onder den naam van Frans I de duitsche keizerskroon. Onder moeilijke tijdsomstandigheden beklom zij den troon 21 Oct. 1740, die haar betwist werd door verscheidene medestanders, zoodat zij zich al dadelijk van alle kanten in oorlog zag gewikkeld: de koning van Pruisen, Frederik 11, overweldigde Silezië; de keurvorst van Beieren, door Frankrijk ondersteund, liet zich als keizer kronen onder den naam van Karel VII. Aan al hare vijanden bood M.-T. het hoofd. Genoodzaakt Weenen te verlaten, nam zij de wijk naar Hongarije, riep daar den adel des lands bijeen, en wist zooveel geestdrift te verwekken, dat al de aanwezige edellieden uitriepen: Moriamur pro rege noslro Maria Theresa. Door Engeland geholpen, versloeg zij den keurvorst van Beieren bij Dettingen 1743; toen die vorst 1745 gestorven was, kwam zij in het bezit van al hare staten, en wist het zelfs zoo ver te brengen, dat haar gemaal tot keizer verkoren en gekrooud werd, onder den naam van Frans I. Een algemeene vrede werd geteekend te Aken 1748, en nu kon M.-T. al hare krachten besteden aan het herstellen van de rampen, door den oorlog teweeggebracht. Hare regeering werd niet anders meer verontrust dan door eene nieuwe worsteling met Pruisen, bekend onder den naam van Zevenjarigen oorlog (1756 —63); zij had ditmaal Frankrijk tot bondgenoot, doch zag zich desniettegenstaande genoodzaakt Silezié aan Frederik H af te staan bij het tractaat van Hubertsburg. In 1772 maakte M.-T. gemeene zaak met de keizerin van Rusland en den koning van Pruisen ter verdeeling van Polen. Zij stierf 29 Nov. 1780, en werd opgevolgd door haren oudsten zoon Jozef II, die reeds in 1765 tot keizer gekroond was.

V. Verschillende vorstinnen.

Maria van Burgundië

eenige dochter van Karel den Stoute, hertog van Burgundië, geb. te Brussel 1457, gest. te Brugge 1482, was pas 21 jaren oud toen zij het uitgestrekte gebied van haren vader erfde. Blootgesteld aan de aanvallen van Lodewijk XI en aan de opstanden van hare eigene onderdanen, zocht zij eenen gemaal om een beschermer te hebben, en koos 1477 aartshertog Maximiliaan, zoon van keizer Frederik III. Door dit huwelijk kwamen de landen en rechten der hertogen van Burgundië aan het Oostenrijksche huis, hetgeen de aanleiding werd tot eene vijandschap tusschen Frankrijk en Oostenrijk, die eeuwen lang voortduurde.

Maria van Oostenrijk

kleindochter van Maria van Burgundië, dochter van aartshertog Filips, en zuster van Karel V, geb. te Brussel 1503, trouwde 1521 met Lodewijk II, koning van Hongarije en Bohemen, die 1526 sneuvelde in den slag van Mohacz. In 1531 door Karel V aangesteld als landvoogdes der Nederlanden, voerde zij dat bewind tot 1555; toen ging zij stil leven in Spanje, en stierf daar 1558.

Maria de Molina

koningin van Castilië en Leon, dochter van Alfons de Molina, uit koninklijken bloede gesproten, trouwde 1282 met haren neef Sancho IV; in 1295 werd zij gedurende de minderjarigheid van haren zoon Ferdinand benoemd, en regeerde zeer verstandig. In 1312 opnieuw benoemd tot regentes bij den dood van haren zoon Ferdinand, deed zij vrijwillig afstand van het gezag, om tweespalt te voorkomen, en stierf geacht en geëerd 1322.

Maria Louise

koningin van Spanje, geb. 9 Dec. 1751, dochter van hertog Filips van Parma, trad 1765 in den echt met den prins der Asturien, die later (1788) den spaanschen troon beklom als Karel IV. Zij regeerde hem geheel en al, doch liet zich zelve regeeren door eenen onwaardigen gunsteling, Manuel Godoy (zie ALCUDIA), die de hoofdbewerker werd, dat de koning en de koningin zich onder bescherming van Napoleon stelden, en hun eigen zoon (later Ferdinand VII) bij den franschen keizer aanklaagden, waarop Napoleon zich Spanje liet afstaan (1808). Eerst te Fontainebleau, later te Marseille verblijfhoudende, vestigde M.-L. zich eindelijk te Rome, waar zij 2 Jan. 1819 stierf.

Maria Louise

koningin van Etrurië, geb. 6 Juli 1782, dochter van koning Karel IV van Spanje en van Maria Louise van Parma (zie het vorige art.) was 1798 gehuwd met Lodewijk van Bourbon, oudsten zoon van den hertog van Parma, die 1801 Toskanen (herschapen in koninkrijk Etrurië) ontving in ruil voor Parma, doch die reeds kort daarna (27 Mei 1803) stierf. Als regentes des rijks voor haren zoon Karel Lodewijk, gaf M.-L. zich geheel over aan hare zucht naar weelde en vermaak; doch in 1807 werd zij genoodzaakt van haar koninkrijk afstand te doen (zie EnuiRië), en kwam toen naar Parijs, om de gevangenschap haars vaders te deelen. Bij het Weener Congres werd haar slechts het hertogdom Lucca voor haren zoon toegewezen, en als regentes van Lucca stierf zij 17 Maart 1824.

Maria Christina

koningin van Spanje, geb. 27 April 1806, dochter van koning Frans I der Beide Sicilië", trad 11 Dec. 1829 in den echt met koning Ferdinand Vil van Spanje, dien zij geheel regeerde, en bij wiens dood (29 Sept. 1833) zij krachtens zijne uiterste wilsbeschikking aangesteld werd als regentes des rijks en voogdes over hare 2 dochters (de jonge koningin Izabella en de infante Maria Louise geb. 30 Jan. 1832, die naderhand hertogin van Montpensier werd). Tegen haar en hare dochter vatte nu haar zwager, don Carlos, de wapenen op, en de burgeroorlog ontbrandde (zie CABLOS, dl. 1 ,btz. 647). Tegenover de pogingen der Carlislen, erkende M.-C. de noodzakelijkheid, haren steun te zoeken bij de liberale partij, welker aanhangers uit dien hoofde Christinos genoemd werden. Zij gaf het Eslatutoreal, eene op de leest der fransche Charte geschoeide constitutie, die echter al spoedig de uiterste partijen niet bevredigde, en herhaaldelijk door andere instellingen vervangen werd, die echter allen slechts van korten duur waren. In al die moeilijke omstandigheden echter troostte M.-C. zich met de liefde van haren minnaar don Fernando Muiioz, uit Tarancon, dien zij eerst benoemde tot kamerheer en later tot hertog van Rianzares, en met wien zij reeds 28 Dec. 1833 een morganatisch huwelijk aanging, dat eerst 13 Oct. 1844 plechtig werd ingezegend, nadat hij reeds verscheidene kinderen bij haar verwekt had. Door de wet op de Ayuntamientos ontstond eene volksbeweging, die M.-C. noopte Spanje te verlaten (10 Oct. 1840), en de wijk te nemen naar Frankrijk; doch na den val van Espartero (1845) keerde zij terug naar Madrid. Bij de omwenteling van 1854 liep zij groot gevaar; slechts met moeite gelukte ’t haar zich door de vlucht te redden naar Portugal.

Maria II

koningin van Portugal en Algarvië, meer bekend onder den naam van Maria da Gloria, geb. 4 April 1819 te Rio-de-Janeiro, dochter van keizer dom Pedro I van Brazilië en van Leopoldine van Oostenrijk, werd na den dood van haren grootvader, koning Jan of Johannes VI van Portugal (1826) als koningin van dat land uitgeroepen, naardien haar vader afstand gedaan had van den portugeescben troon. Tot rijksbestuurder werd benoemd haar oom dom Miguel, aan wien zij verloofd was; doch deze maakte zich reeds in bet volgende jaar voor zichzelven van de kroon meester, en schafte de constitutie af, zoodat M.’s vader zich genoopt zag naar Europa te komen, ten einde zijne dochter op haren troon te herstellen, hetgeen hem echter eerst na verloop van 5 jaren mocht gelukken. Na de verdrijving van dom Miguel (1834) werd M. door de Cortes meerderjarig verklaard, en de Constitutie trad wederom in werking. Hare regeering werd beroerd door de woelingen der Miguelisten en door de oppositie der liberale partij: in 1851, na een militairen opstand onder de leiding van maarschalk Saidanha, werd de Constitutie in meer democratischen geest gewijzigd. Reeds 27 Jan. 1835 was M. gehuwd met hertog KarelAngust Eug. Nap. van Leuchtenberg, wiens dood haar echter 2 maanden later (28 Maart) weduwe liet, waarop zij 9 April 1836 hare hand schonk aan hertog Ferdinand van Saksen-Coburg-Cohary, die 7 kinderen bij haar verwekte, van welke de oudste (geb. 1837) in 1855 als koning uitgeroepen werd onder den naam van Pedro V, na sedert M.’s dood (15 Nov. 1853) onder regentschap gestaan te hebben.

Maria Carolina

koningin van Napels, geb. te Weenen 1752, jongste dochter van keizer Frans, en Maria Theresia, trouwde 1768 met Ferdinand II koning van Napels, die zich geheel door haar liet regeeren, terwijl zij zelve geregeerd werd door eenen onwaardigen gunsteling (zie AGTON, Joseph) en eene zedelooze vrouw (zie HAMILTON, lady Emma). Het gansche regeeringsbeleid van M.-C.werd geïnspireerd door Engeland, en ademde vijandschap tegen Erankrijk: zij werd dan ook door den inval der Franschen tweemaal (1799 en 1806) genoodzaakt de wijk te nemen naar Sicilië, van waar zij eerst terugkwam toen de Engelschen de oude constitutie in Napels hersteld hadden (1812). Zij stierf te Schönbrunn 1814.

VI. Verschillende personen.

Maria d’Agreda

eene spaansche dweepster, geb. 1602 te Agreda (stad inOud-Castilië) uit vrome ouders, die den geslachtsnaam Coronel voerden. In 1620 nam zij den sluier aan in bet door hare vrome familie in hare geboorteplaats gestichte klooster der Onbevlekte Ontvangenis, van welk klooster zij 1627 abdis werd. Reeds spoedig verbeeldde zij zich nu, van God en van de Heilige Maagd het bevel te hebben ontvangen, de levensgeschiedenis van de Moeder Gods (gelijk Maria in de Roomsch-kalholieke Kerk genoemd wordt) te beschrijven. Aan dat bevel gehoorzamende, gaf zij 1655 een verbaal in het licht van al de openbaringen, waarmede zij uit den hemel vereerd was. Dat boek, getiteld -Het leven der Heilige Maagd” is een samenraapsel van de ongerijmdste vizioenen, menigmaal van zoodanigen aard, dat ze kwetsend zijn voor het gevoel van kuischheid. Deze vertrouweling des hemels stierf 1665, en haar wonderboek werd door pater Thomas Crozet in het Fransch vertaald onder dezen titel: la Mystique cité de dien, histoire divinedelaviedelatrès-sainte Vierge (3 dln. in 4° Marseille 1696). Te Rome werd echter deze "divine" historie op den Index geplaatst, en door de Sorbonne werd het boek veroordeeld.

Maria van Frankrijk

fransche dichteres uit de 13e eeuw. De Oeuvres de Marie de France zijn in ’t licht gegeven door Roquefort (2 dln. Parijs 1832).

< >