Geographisch- historisch woordenboek

Servaas de Bruin, D. Noothoven van Goor (1869)

Gepubliceerd op 29-11-2021

Schotland

betekenis & definitie

eng. Scotland, fransch Ecosse, het Caledonia der ouden, in nieuw-lat.

Scolia, vroeger een zelfstandig koninkrijk, thans de noorderhelft van Groot-Britannië, wordt ten N. en ten W. door den Atlantischen Oceaan, ten O. door de Noordzee bespoeld, grenst ten Z. aan Engeland, is (met inbegrip der Hebrieden, Orcadische en Shetland-eilanden) circa 1478 vierk. mijlen groot, met ruim 3 millioen zielen, en Edinburg tot hoofdstad. Administratief is S. ingedeeld in graafschappen; naar de grondgesteldheid onderscheidt men Zuid-S., Middel-S. en Noord-S. (waarvan de twee laatstgenoemde deelen bergachtig zijn; naar de zeden, afkomst en taal der bevolking splitst men S. in twee deelen, nl. de Lowlands (Laaglanden, Nederlanden) en de Bighlands (Hooglanden); de Hooglanders spreken het Ersisch, zijnde een tongval van het Gaëlisch ; de Laaglanders hebben als volkstaal een eigenaardig dialect van het Engelsch. De voornaamste rivieren van S. zijn: Tweed (met Teviot), Tay, Clyde, Forth; de voornaamste handelshavens zijn: Glasgow, Greenock, Leith, Dundee, Perth, Aberdeen,Grangemouth,Montrose, Dumfries ; universiteiten heeft S. te Edinburg, Glasgow, Aberdeen, St.-Andrews.Geschiedenis

De oudste bekende bewoners van S. behoorden tot den celtischen stam (zie n°. 2 van ’t artikel ADEL). De Romeinen strekten hunne veroveringen niet verder uit dan in het zuidgedeelte van het tegenwoordige S„ dat zij Caledonië noemden, waarnaar de bewoners Caledoniërs heetten. Agricola (omstr. 85 na Chr.) drong de inboorlingen terug tot aan de golven van Forth en Clyde; Adriaanbedwong hen (120) door eenen muur, die van de Tyne tot aan de golf van Solway liep. Twintig jaren later, onder de regeering van Antoninus, bouwde men een anderen muur, die den Forth met den Clyde verbond, en de landstreek bezuiden dezen muur nam weldra den naam aan van Valenlia. Eindelijk in 207 bouwde Septimius Severus nog noordelijker een nieuwen muur. De Scolen, die uit Ierland kwamen, en de Pieten, een volk van gotbischen oorsprong, namen vervolgens Noord-Scholland in bezit. Deze volkeren deden invallen in het noorden van Britannia, eerst tegen de Romeinen, later, toen die vertrokken waren, legen de Britonen. In de 9e eeuw (833) vereenigde Kennelh II Macalpin de twee kronen (der Pieten en der Scolen) op zijn hoofd, en werd zoodoende feitelijk de eerste koning van S. De schotsche geschiedschrijvers rekenen vóór hem nog G6 koningen, waarvan de eerste, Fergus genaamd, gezegd wordt geregeerd te hebben omstreeks 330 jaren v. Chr.; doch het beslaan vau die koningen is fabelachtig tot op Fergus II, die den troon beklom in liet jaar 410 na Chr. Het Chrislenr dom was in Schotland doorgedroegen sedert de 6e eeuw. In de I Ie eeuw, onder de regeering van Malcolm III (1047—1093), die met eene Saksische prinses getrouwd was, namen vele Saksen, om zich aan de overheersching van Willem den Veroveraar te onttrekken, de «ijk naar Schotland, waardoor de nog ruwe zeden der bevolking eenigszins werden getemperd. In 1286 stierf het oude geslacht der koningen van S. uit met Alexander III, en na verscheidene omwentelingen, waarin de familiën Bruce, Baliol en Slnart elkander den troon betwistten, zegevierden eindelijk de Stuarts (1370). Te midden van die binneniandsche twisten deed Engeland herhaalde malen pogingen om Schotland te vermeesteren; doch de overwinning van Robert Bruce bij Bannockbnrn (1314) ontnam den Engelschen vooreerst alle uitzicht op de verwezenlijking van dat oogmerk. Jacobus I had het er op gemunt, om de macht der groote baronnen te kortwieken; doch hij werd door hen vermoord (1437). Jacobus II, zijn zoon (1437— 1460) zette met gunstig gevolg het werk van zijnen vader voort; doch Jacobus III, die hem opvolgde, lokte zoodoende slechts eenen algemeenen opstand uit, waarin hij overwonnen en gedood werd (1488). Jacobus IV, die in den echt trad met Margareta, dochter van koning Hendrik VII van Engeland, verwierf daardoor voor zijne afstammelingen het recht om aanspraak te maken op den engelschen troon; hij sneuvelde in den veldslag van Flodden (1513) tegen de Engelschen. Jacobus V trouwde met Maria van Guise, en haalde door dat huwelijk nog nauwer de banden toe, die Schotland aan Frankrijk verbonden, waarmede het sedert in bondgenootschap stond. Onder zijne regeering begon de Kerkhervorming, die het eerst gepredikt werd door Hamilton (1527), en die vervolgens onder den naam Presbyterianismus veld won door den rusteloozen ijver van Knox. In 1542 werd Jacobus V opgevolgd door zijne dochter Maria Stuart, die verloofd was met den Dauphijn van Frankrijk (later Frans II). De krachtige pogingen van deze koningin om de hervorming tegen te gaan gaven de eerste aanleiding tot het misnoegen, dat eindelijk oversloeg tot eenen openbaren opstand, waardoor zij zich genoodzaakt zag te vluchten en de wijk te nemen naar Engeland bij koningin Elizabeth, hare nicht; maar deze, in plaats van haar hulp te verleenen, hield haar gevangen en liet haar ter dood brengen (1587). Jacobus, zoon van Maria Stuart, volgde haar in Schotland op onder den naam van Jacobus VI, en werd na den dood van Elizabeth tevens koning van Engeland onder den naam van Jacobus I (1603). Schotland behield nogtans zijnen titel van koninkrijk, zijn eigen parlement en zijne eigene wetten: eerst eene eeuw later (1707) werden de beide rijken tot ééne monarchie vereenigd onder den naam van Groot-Britannië.

Koningen van Schotland sedert Fergus II (410-1625).

Fergus II 410

Eugenios II 427

Dongard 449

Constantijn I 453

Congall I 469

Gonran 501

Eugenius III 535

Congall II 558

Kinnatel 568

Aydan 570

Kenneth I 604

Eugenius IV 605

Ferchard II 622

Donald IV 636

Ferchard II 651

Mablninus • 668

Eugenius V 688

Eugenius VI 692

Amber Chelet 702

Eugenius VII 704

Mordach 721

Etwin 730

Eugenius VIII 761

Fergus HI 764

Solvatius 767

Anchaius 787

Congall III 819

Dongal 824

Alpin 830

Kenneth II 833

Donald V 857

Constantijn II 858

Eth 874

Gregorius 875

Donald VI 892

Constantijn III 903

Malcolm I 943

Ludulf 958

Duff 967

Cnlen 972

Kenneth III 976

Constantijn IV 984

Grim 985

Malcolm II 993

Duncan I of Donald VII 1023

Macbeth 1040

Malcolm III 1047

Donald VIII 1093—98

Duncan II, usurpator 1093—95

Edgar 1098

Alexander I 1107

David I 1124

Malcolm IV 1153

Willem 1165

Alexander II 1214

Alexander III 1249

(Interregnum 1286—1306.)

Robert Bruce I 1306

David Bruce II 1329

Eduard Balio l 1332

David II (hersteld) 1356

Stuarts.

Robert II 1370

Jan, gen. Robert III 1390

Jacobus I 1406

Jacobus II 1437

Jacobus III 1460

Jacobus IV 1488

Jacobus V 1513

Maria Stuart 1542

Jacobus VI 1587—1625

< >