eng. Scotland, fransch Ecosse, het Caledonia der ouden, in nieuw-lat.
Scolia, vroeger een zelfstandig koninkrijk, thans de noorderhelft van Groot-Britannië, wordt ten N. en ten W. door den Atlantischen Oceaan, ten O. door de Noordzee bespoeld, grenst ten Z. aan Engeland, is (met inbegrip der Hebrieden, Orcadische en Shetland-eilanden) circa 1478 vierk. mijlen groot, met ruim 3 millioen zielen, en Edinburg tot hoofdstad. Administratief is S. ingedeeld in graafschappen; naar de grondgesteldheid onderscheidt men Zuid-S., Middel-S. en Noord-S. (waarvan de twee laatstgenoemde deelen bergachtig zijn; naar de zeden, afkomst en taal der bevolking splitst men S. in twee deelen, nl. de Lowlands (Laaglanden, Nederlanden) en de Bighlands (Hooglanden); de Hooglanders spreken het Ersisch, zijnde een tongval van het Gaëlisch ; de Laaglanders hebben als volkstaal een eigenaardig dialect van het Engelsch. De voornaamste rivieren van S. zijn: Tweed (met Teviot), Tay, Clyde, Forth; de voornaamste handelshavens zijn: Glasgow, Greenock, Leith, Dundee, Perth, Aberdeen,Grangemouth,Montrose, Dumfries ; universiteiten heeft S. te Edinburg, Glasgow, Aberdeen, St.-Andrews.Geschiedenis
De oudste bekende bewoners van S. behoorden tot den celtischen stam (zie n°. 2 van ’t artikel ADEL). De Romeinen strekten hunne veroveringen niet verder uit dan in het zuidgedeelte van het tegenwoordige S„ dat zij Caledonië noemden, waarnaar de bewoners Caledoniërs heetten. Agricola (omstr. 85 na Chr.) drong de inboorlingen terug tot aan de golven van Forth en Clyde; Adriaanbedwong hen (120) door eenen muur, die van de Tyne tot aan de golf van Solway liep. Twintig jaren later, onder de regeering van Antoninus, bouwde men een anderen muur, die den Forth met den Clyde verbond, en de landstreek bezuiden dezen muur nam weldra den naam aan van Valenlia. Eindelijk in 207 bouwde Septimius Severus nog noordelijker een nieuwen muur. De Scolen, die uit Ierland kwamen, en de Pieten, een volk van gotbischen oorsprong, namen vervolgens Noord-Scholland in bezit. Deze volkeren deden invallen in het noorden van Britannia, eerst tegen de Romeinen, later, toen die vertrokken waren, legen de Britonen. In de 9e eeuw (833) vereenigde Kennelh II Macalpin de twee kronen (der Pieten en der Scolen) op zijn hoofd, en werd zoodoende feitelijk de eerste koning van S. De schotsche geschiedschrijvers rekenen vóór hem nog G6 koningen, waarvan de eerste, Fergus genaamd, gezegd wordt geregeerd te hebben omstreeks 330 jaren v. Chr.; doch het beslaan vau die koningen is fabelachtig tot op Fergus II, die den troon beklom in liet jaar 410 na Chr. Het Chrislenr dom was in Schotland doorgedroegen sedert de 6e eeuw. In de I Ie eeuw, onder de regeering van Malcolm III (1047—1093), die met eene Saksische prinses getrouwd was, namen vele Saksen, om zich aan de overheersching van Willem den Veroveraar te onttrekken, de «ijk naar Schotland, waardoor de nog ruwe zeden der bevolking eenigszins werden getemperd. In 1286 stierf het oude geslacht der koningen van S. uit met Alexander III, en na verscheidene omwentelingen, waarin de familiën Bruce, Baliol en Slnart elkander den troon betwistten, zegevierden eindelijk de Stuarts (1370). Te midden van die binneniandsche twisten deed Engeland herhaalde malen pogingen om Schotland te vermeesteren; doch de overwinning van Robert Bruce bij Bannockbnrn (1314) ontnam den Engelschen vooreerst alle uitzicht op de verwezenlijking van dat oogmerk. Jacobus I had het er op gemunt, om de macht der groote baronnen te kortwieken; doch hij werd door hen vermoord (1437). Jacobus II, zijn zoon (1437— 1460) zette met gunstig gevolg het werk van zijnen vader voort; doch Jacobus III, die hem opvolgde, lokte zoodoende slechts eenen algemeenen opstand uit, waarin hij overwonnen en gedood werd (1488). Jacobus IV, die in den echt trad met Margareta, dochter van koning Hendrik VII van Engeland, verwierf daardoor voor zijne afstammelingen het recht om aanspraak te maken op den engelschen troon; hij sneuvelde in den veldslag van Flodden (1513) tegen de Engelschen. Jacobus V trouwde met Maria van Guise, en haalde door dat huwelijk nog nauwer de banden toe, die Schotland aan Frankrijk verbonden, waarmede het sedert in bondgenootschap stond. Onder zijne regeering begon de Kerkhervorming, die het eerst gepredikt werd door Hamilton (1527), en die vervolgens onder den naam Presbyterianismus veld won door den rusteloozen ijver van Knox. In 1542 werd Jacobus V opgevolgd door zijne dochter Maria Stuart, die verloofd was met den Dauphijn van Frankrijk (later Frans II). De krachtige pogingen van deze koningin om de hervorming tegen te gaan gaven de eerste aanleiding tot het misnoegen, dat eindelijk oversloeg tot eenen openbaren opstand, waardoor zij zich genoodzaakt zag te vluchten en de wijk te nemen naar Engeland bij koningin Elizabeth, hare nicht; maar deze, in plaats van haar hulp te verleenen, hield haar gevangen en liet haar ter dood brengen (1587). Jacobus, zoon van Maria Stuart, volgde haar in Schotland op onder den naam van Jacobus VI, en werd na den dood van Elizabeth tevens koning van Engeland onder den naam van Jacobus I (1603). Schotland behield nogtans zijnen titel van koninkrijk, zijn eigen parlement en zijne eigene wetten: eerst eene eeuw later (1707) werden de beide rijken tot ééne monarchie vereenigd onder den naam van Groot-Britannië.
Koningen van Schotland sedert Fergus II (410-1625).
Fergus II 410
Eugenios II 427
Dongard 449
Constantijn I 453
Congall I 469
Gonran 501
Eugenius III 535
Congall II 558
Kinnatel 568
Aydan 570
Kenneth I 604
Eugenius IV 605
Ferchard II 622
Donald IV 636
Ferchard II 651
Mablninus • 668
Eugenius V 688
Eugenius VI 692
Amber Chelet 702
Eugenius VII 704
Mordach 721
Etwin 730
Eugenius VIII 761
Fergus HI 764
Solvatius 767
Anchaius 787
Congall III 819
Dongal 824
Alpin 830
Kenneth II 833
Donald V 857
Constantijn II 858
Eth 874
Gregorius 875
Donald VI 892
Constantijn III 903
Malcolm I 943
Ludulf 958
Duff 967
Cnlen 972
Kenneth III 976
Constantijn IV 984
Grim 985
Malcolm II 993
Duncan I of Donald VII 1023
Macbeth 1040
Malcolm III 1047
Donald VIII 1093—98
Duncan II, usurpator 1093—95
Edgar 1098
Alexander I 1107
David I 1124
Malcolm IV 1153
Willem 1165
Alexander II 1214
Alexander III 1249
(Interregnum 1286—1306.)
Robert Bruce I 1306
David Bruce II 1329
Eduard Balio l 1332
David II (hersteld) 1356
Stuarts.
Robert II 1370
Jan, gen. Robert III 1390
Jacobus I 1406
Jacobus II 1437
Jacobus III 1460
Jacobus IV 1488
Jacobus V 1513
Maria Stuart 1542
Jacobus VI 1587—1625